CAMBODJA: deel 2 / CAMBODIA: part 2

Siem Reap wordt ons basiskamp om Angkor Wat te bezoeken. Het UNESCO-werelderfgoed ligt 7 km buiten het stadje. We huren fietsen en bollen drie dagen van tempel naar tempel. We beginnen de eerste dag met de meest bekende, Angkor Wat zelf. Alomgekend van op foto’s en toch heel indrukwekkend als je ervoor staat of in de tempel wandelt. Nog indrukwekkender is de tempel van Bayon, met de gekende hoofden. Wel bijna onbegrijpelijk hoe deze tempels op zo’n korte tijd in dergelijk verval zijn geraakt. De natuur kreeg na de val van het Khmerrijk in de 14e eeuw vrij spel en kon 400 jaar haar krachten botvieren op de verschillende tempels. Pas rond 1850 werden de tempels herontdekt door de Franse veroveraars.
Wat de natuur kan aanrichten zie je ook in de beroemde tempel van Ta Phrom, waar Angelina Jolie als Lara Croft mocht rondhossen tijdens de opnames van ‘Tomb Raider’. De bomen groeien letterlijk op en door de stenen. De wortels rijten de stenen uit elkaar. Naast deze beroemde tempels zijn er nog een hele resem kleinere tempelruïnes. Elke tempel heeft wel iets speciaals en bij elke tempel word je door verkoopsters toegeschreeuwd om toch maar iets bij hen te kopen. Kinderen in vieze lompen vragen, allemaal met hetzelfde, zagerige stemmetje, om ook een souverniertje van hen te kopen voor “waaaaaan dollaaaaaar’.
Als je elke tempel wilt bezoeken en bezichtigen en wilt wachten tot er geen mensen voorbijlopen voor je de ideale foto kunt schieten, kun je makkelijk een week ronddwalen op de historiche site. Voor ons waren 3 dagen meer dan genoeg, maar zeker de moeite waard.

Siem Reap is our basecamp to visit Angkor Wat. This UNESCO world heritage site is situated 7 km out of town. We rent bicycles and ride from temple to temple for three days. We start our first day with the most famous one, Angkor Wat itself. Well-known from pictures, but it still remains very impressive when you stand in front of it or walk through the temple. Even more impressive is the temple of Bayon, with the well-known heads. It’s incredible how these temples became dilapidated in such a short period of time. Nature could play freely after the Khmer empire fell in the 14th century and had the temples for its own for 400 years. It wasn’t until around 1850 that the temples were rediscovered by the French conquerors.
What nature can do, is also made clear at the famous temple of Ta Phrom, through which Angelina Jolie could run about as Lara Croft for the shooting of ‘Tomb Raider’. The trees literally grow up and through the stones. The roots rip the stones apart. Next to these famous temples, there are a lot more smaller temple ruins. Each of it does have something special and at each temple saleswomen shout you into their booths trying to lure you into buying. Children in dirty rags are asking, all with the same, nagging voice, to also buy a souvenir of them for “only ooooooooooooone dollaaaaaaaar’.

Angkor Wat

Angkor Wat

Bayon

Bayon

Ta Phrom

Ta Phrom

We vertrekken vanuit Siem Reap met de boot richting Battambang (op de een of andere manier doet deze naam ons aan de Gentse Feesten denken 😉 ). Terwijl we op de houten schuit stappen, proberen we te raden hoeveel te laat de boot zal wegvaren. Er blijven maar mensen opstappen. Zowel beneden- als bovendeks zit alles propvol. Dan beginnen we te denken of we het einde wel zullen halen. De boot is duidelijk overladen. Na het vertrek voel je dat ook. Bij het nemen van bochten helt de boot gevaarlijk over. Maar ach, dan toch maar van het landschap proberen te genieten. Eerst varen we het Tonlé Sap-meer over. Dat is het grootste zoetwatermeer in Azië. De vissers zijn ’s morgens al druk in de weer. Aan de overkant van het meer volgt de schipper de Tonlé Sap-rivier verder en stuurt zijn boot door verschillende drijvende dorpen. De hutten drijven op het water. Mensen brengen met hun bootje waren naar onze voorbijvarende boot om af te leveren “in de grote stad”. Na een korte stop ’s middags worden passagiers en baggage over twee boten verdeeld. Al gauw is duidelijk waarom. De rivier slingert van de ene haarspeldbocht naar de andere, waarbij de boot voortdurend heen en weer helt . Op de oevers staan erbarmelijke hutjes en sommige mensen leven zelfs op een klein bootje. Ze proberen te overleven met de vis die ze vangen. Het is een prachtige tocht met de boot door een adembenemend landschap, maar ook de schrijnende levensomstandigheden van de mensen onderweg snijden je de adem af.

From Siem Reap we take the boat to Battambang. While we step onto the wooden barge, we try and guess how much delay the boat will depart with. People keep on arriving and getting onto the boat. The lower and upper deck are crammed. Then we start to wonder whether we will reach our destination, as it’s clear that the vessel is overloaded. After we head out you can clearly feel that as well. At each curve the boat dangerously heels over. But never mind, just try and relax and enjoy the landscape. First we cross Tonlé Sap lake. That’s the largest freshwater lake in Asia. Fischermen are already very busy in the morning. On the other side of the lake the skipper keeps following the Tonlé Sap river and steers his boat through several floating villages. The huts are really floating on the water. People bring goods with their small boats to our boat to be delivered in “the big city”. After a short stop-over at noon passengers and luggage are split up over two boats. And it soon becomes clear why. The river meanders from one hairpin bend to the other, rocking the boat constantly from side to side. On the riverbanks there are many huts in a sorry state and some people even live on a very small boat. They try and survive from the fish they catch. The extraordinary boat trip takes us through a breathtaking landscape, but the grinding circumstances these people live in take your breath as well.

Drijvend dorp / floating village

Drijvend dorp / floating village

Onderweg naar Battambang / on the river to Battambang

Onderweg naar Battambang / on the river to Battambang

Onderweg naar Battambang / on the river to Battambang

Onderweg naar Battambang / on the river to Battambang

We hadden gehoopt in Battambang een pintje te kunnen drinken met Alex, broer van Lies’ collega Inge . Alex woont in Cambodja, maar is net even terug in België. Dan maar pintje drinken zonder Alex in zijn stamcafé ‘The Balcony’. Net buiten de stoffige stad kun je een ritje maken op de “bamboetrein”. Het krakkemikkige ‘voertuig’ deed vroeger dienst als goederentransport tussen de dorpen langs de spoorlijn. De spoorlijn is intussen in staat van ontbinding geraakt en de bamboetrein is een toeristische attractie geworden. De trein wordt in elkaar geknutseld voor vertrek. Voor- en achterwielen worden op de rails geplaatst en de bamboeplank met motortje en aandrijfriem wordt erop gezet… Klaar. Het toestel haalt een snelheid van zo’n 50 km/u. En op deze sporen is dat zeer behoorlijk. De lijn mag dan nog kaarsrecht zijn, de sporen zijn het allerminst. Je hotst en botst en schudt tot bij het volgende dorp. Komt je een tegenligger tegen, dan moet degene met de minste passagiers (of baggage) plaatsmaken; d.w.z. demonteren, de ander laten passeren en opnieuw monteren… 2 minuutjes later is iedereen weer onderweg. Het dorpje waar de trein halt houdt, overleeft nu van wat souvenirs verkopen. De steenoven is uitgebakken.Er zijn plannen om een nieuwe spoorlijk aan te leggen op het huidige traject. Dat betekent dat de bamboetrein binnen afzienbare tijd ook zal verdwijnen. Hoe het met de mensen uit het dorp verder moet…?

In Battambang we had hoped to have a beer with Alex, the brother of Lies’ colleague Inge. Alex lives in Cambodia, but he is in Belgium at this moment. Well, we did have a beer without Alex in his favourite pub ‘The Balcony’. Just outside of the dusty city you can go for a ride on the “bamboo train”. This rickety vehicle used to transport goods to the villages along the railway line. The railway has fallen into decay in the meantime and the bamboo train has become a tourist attraction. Before departure the train is knocked together. Front and rear wheels are placed on the rails and a bamboo board with small engine is put on these… Ready. The vehicle reaches a speed of about 50 km/h. And on these tracks that’s quite something. The line might still be still be dead straight, the rails are nothing of the kind. You bump and jump and shake to the next village. If there is an oncoming train, the one with the least people (or goods) has to give way, i.e. take the vehicle apart, let the other one pass, assemble the train again… 2 minutes later and everyone is on the road again. The village where the train stops now survives of selling souvenirs. The brickkiln has faded. There are plans to build a new railway on the current section. This means that the bamboo train will disappear as well soon. How the people in the village will survive… ?

Battambang: Bamboetrein / Bamboo train

Battambang: Bamboetrein / Bamboo train

Battambang: Bamboetrein / Bamboo train

Battambang: Bamboetrein / Bamboo train

Bamboetreinritje / Bamboo train ride:

http://www.youtube.com/watch?v=BEgkGbb226s&feature=youtu.be
Net als in Siem Reap (en alle andere steden in Cambodja) worden we in Battambang geconfronteerd met heel wat kreupele mensen met geamputeerde ledematen, trieste herinneringen aan een hartverscheurend verleden van Amerikaanse bombardementen gevolgd door het Pol-Pot-regime.
As in Siem Reap (and all other cities in Cambodia), in Battambang, we are confronted with many crippled people with amputated limbs; sad memories to a heartbreaking past of American bombings followed by the Pol Pot regime.

Battambang : kreupele mensen / crippled people

Battambang : kreupele mensen / crippled people

Vanuit Battambang gaat het naar Koh Kong, een klein kuststadje in het westen van Cambodja tegen de Thaise grens. De boog kan niet altijd gespannen staan, dus besluiten we wat te gaan rusten op het eiland Koh Kong. Het ‘resort’ opende pas met Kerstmis zijn deuren. Er wordt nog steeds gewerkt aan de bungalowtjes. Dachten we dat Koh Chang in Thailand al het paradijs op aarde was, waarvoor enkel superlatieven konden worden gebruikt, dan worden we sprakeloos bij het zien van Koh Kong. Nadat we het vasteland door de mangroves verlaten, levert de schipper ons 3 uur later op een godverlaten strand in de Golf van Thailand af: 10 bungalows en hutjes, 15 toeristen en een paar lokale mensen, wit zand, palmbomen, de zon, de zee… 4 dagen niksen en genieten… Ware het niet van die verdomde zandvliegen geweest, waren we nog langer gebleven, maar dat ongedierte eet je levend op. De jeuk is ondraaglijk.

From Battambang the bus takes us to Koh Kong, a small coastal town in the west of Cambodia, near the Thai border. We are looking to take some time off, so we decide to go and have a rest on the island of Koh Kong. The ‘resort’ only opened at Christmas and they are still building the small bungalows. If we thought that Koh Chang in Thailand was paradise, for which only superlatives can be used, now we are left speechless at the sight of Koh Kong. After we leave the mainland through the mangroves, the boatsman delivers us on a deserted beach in the Gulf of Thailand 3 hours later: 10 bungalows and huts, 15 tourists and a few locals, white beach, palm trees, the sun, the sea … 4 days of doing nothing and enjoying ourselves… If it hadn’t been for the dreadful sandflies we would have stayed longer, but this vermin eats you alive. The itching is unbearable.

Koh Kong

Koh Kong

Koh Kong

Koh Kong

Nu ons lichaam weer voldoende energie heeft opgedaan, kiezen we voor een trektocht door de ongerepte jungle in het Cardamomgebergte bij Koh Kong. De eerste dag lopen we samen met twee gidsen en Serena en Callum die we op het eiland leerden kennen. We zwoegen door het dichtbegroeide woud. Er is een smal paadje, maar daar houdt de jungle geen rekening mee. Takken, omgevallen bomen en nieuwe boompjes bemoeilijken het stappen. In de late namiddag houden we halt aan de oevers van een bijna-droge rivier (het heeft hier dan ook al drie maanden niet meer geregend). We gooien onze rugzak af en nemen een verkwikkende duik in het koele water. Ook al zien we de zon weinig door het dichte bladerdek; ze is er wel en heeft heel veel warmte. Op deze tocht komen we geen afgelegen dorpen tegen, dus hebben we alles zelf mee. Onze gidsen bereiden kippenbrochetten op het kampvuur. ’s Nachts gaan we nog even op wandel, in het pikkedonker met enkel een zaklampje. We zien en horen een paar vogels, spinnen, wandelende takken, kikkers, maar de apen houden zich rustig. We wringen ons in onze hangmat en hopen op een deugddoende nachtrust.
’s Ochtends nemen we afscheid van Serena en Callum die vandaag weer naar de bewoonde wereld trekken. Wij gaan nog 2 dagen door. We zetten onze tocht voort met onze ‘privégids’. We prijzen ons gelukkig dat hij mee is. Er loopt blijkbaar wel een pad (hij heeft het zelf aangelegd), maar je ziet het bijna niet. Met zijn machete hakt hij zich een weg door de bamboestengels; wij wroeten om hem te kunnen volgen. De gibbons begroeten ons met luide kreten, maar laten zich niet zien. Later op de dag strekt een neushoornvogel even zijn vleugels als we door een open stukje veld lopen. Na nog een nachtje zwieren in de hangmat laten de gibbons opnieuw weten dat het tijd is om te vertrekken. We weten dat er beren in de jungle leven en we schrikken ons dan ook een aap als er zich plots een wild varken luid grommend tussen de bomen uit de voeten maakt.

Now that our bodies have enough energy again, we decide to go on a trekking in the pristine jungle in the Cardamom mountains near Koh Kong. The first day we hike with two guides and Serena and Callum who we met on the island. We plod our way through the dense forest. There is a small path, but the jungle disregards it. Branches, fallen trees, new trees make walking difficult at times. In the late afternoon we set up camp at the banks of a nearly dry river (it hasn’t rained here for three months). We drop our backpacks and take a refreshing dip in the cool water. Even if we don’t see much of the sun through the dense canopy, she’s there, burning. On this trekking we don’t come across remote villages, so we have to take everything with us. Our guides cook chicken skewers over the campfire. At night we go for a another walk, pitch-darkness only lit by our small torches. We see and hear a few birds, spiders, walking sticks, frogs, but the monkeys keep quiet. We twists ourselves into our hammocks and hope to get a good night sleep.
In the morning we say goodbye to Serena and Callum who return to civilization today. We head deeper into the jungle for two days with our ‘private guide’. We praise ourselves lucky that he’s with us. Apparently there is a path (he made it himself), but you almost can’t see it. With his machete he cuts his way through bamboo stems, we toil to follow him. Gibbons greet us with loud calls, but don’t show themselves. Later that day a hornbill stretches its wings while we’re crossing an open field. After we swing in the hammock for another night, the gibbons let us know that it’s time to pack and leave again. We know that there are bears in the jungle and it gives us a fright when we hear a wild pig running off through the trees, growling.

Koh Kong jungle

Koh Kong jungle

Koh Kong jungle: slaapplaats / sleeping spot

Koh Kong jungle: slaapplaats / sleeping spot

Koh Kong jungle

Koh Kong jungle

Koh Kong jungle

Koh Kong jungle

Na onze paradijselijke dagen op het eiland en de relatieve rust, zwoegend en zwetend tussen de bomen in het oerwoud, komen we op maandag 3 februari aan in de jungle van Phnom Penh, de hoofdstad van Cambodja, aan de samenloop van de Tonlé Sap en de Mekong. Honderden brommertjes zoeven tussen de auto’s door, tuktuk-chauffeurs bieden je om de haverklap hun diensten en andere gelukzaligmakende koopwaar aan, bedelaars reiken je de hand, net als de meisjes in de bars, maar voor hen lopen er (jammer genoeg) voldoende westerse grijsaards rond.

After our heavenly days on the island and the relative rest, toiling and sweating amongst the trees in the jungle, we arrive in the jungle called Phnom Penh, capital of Cambodia, on Monday 3 February, where the Tonlé Sap and the Mekong meet. Hundreds of scooters whiz amongst the cars, tuktuk drivers constantly offer you their services and other happy goods, beggars reach you their hands, as do the girls in the bars, but sadly enough, there are enough old, grey westerners for them.

Phnom Penh: Boulevard langs Tonlé Sap-rivier / boulevard along the Tonlé Sap river

Phnom Penh: Boulevard langs Tonlé Sap-rivier / boulevard along the Tonlé Sap river

Phnom Penh

Phnom Penh

Het valt ons op dat overal afval rond ligt. Het ligt relatief goed verzameld op hopen, maar ziet er wansmakelijk uit en ’t stinkt verschrikkelijk in deze hitte. We lezen later in de krant dat de vuilnismannen aan het staken waren voor een beter loon. En ze hebben hun slag thuisgehaald. Ze kregen 25 dollar per maand opslag en verdienen nu 90 dollar per maand (niet eens 70 euro)!!

It strikes us that there is a lot of garbage in the streets. It’s more or less well piled up, but it looks disgusting and smells awful, especially in this heat. Later we read in the newspaper that the garbage men were on strike for a better wage. And they got what they wanted. They received a pay rise of 25 dollars per month and now earn 90 dollars a month (not even 70 euros)!!

Phnom Penh

Phnom Penh

We brengen een bezoek aan het Tuol Sleng-museum. Dit museum was ooit een school, maar werd tijdens het Pol-Pot-regime omgevormd tot een gevangenis, waar (vermeende) tegenstanders van het regime werden gevangengehouden, gefolterd en mishandeld, vooraleer ze naar Choung Ek (een van de honderden ‘killing fields’) werden gebracht om te worden geëxecuteerd. Het bezoek aan deze plek en aan de killing fields in Choung Ek net buiten Phnom Penh maken ons stil en doen ons nadenken over wat iemand zijn volk kan aandoen. Onder leiding van Pol Pot werden tussen 1975 en 1979 3 miljoen Cambodjanen afgemaakt (een derde van de eigen bevolking). Om zijn droom van de perfecte communistische staat waar te maken liet hij alle intellectuelen, leraren, machthebbers, monniken en nonnen, mensen met een bril (omdat ze er intelligent uitzagen (en da’s misschien het enige waar ik het met Pol eens over kan zijn))… oppakken en vermoorden, alle mensen werden uit de steden verdreven om op het platteland te gaan werken, families werden uit elkaar gehaald. Als er ook maar enige verdenking was dat iemand tegen het regime was, werd die opgepakt, alsook zijn familie. Zonder onderscheid werden mannen, vrouwen en kinderen vermoord, zodat ze later zeker geen wraak zouden kunnen nemen. In Choung Ek staat de “Killing Tree” er nog, waar baby’s werden tegengesmakt. Pol Pots Rode Khmer gebruikte geen kogels wegens te duur. De onfortuinlijken die hier in een massagraf belandden werden met machetes, hakmessen, bamboestokken, … koelbloedig afgemaakt. In het herdenkingsmonument liggen honderden schedels die uit de massagraven werden opgehaald. Jaarlijks komen hier na het regenseizoen nog schedels, botten, kledingstukken aan de oppervlakte van Cambodjanen die hier hun dood vonden. Na alle landen die we tot nu toe hebben bezocht, elk met zijn eigen verleden, is Cambodja misschien wel ’t meest pijnlijke.

We visit the Tuol Sleng museum. This museum used to be school, but during the Pol Pot regime it was turned into a prison, in which (alleged) opponents of the regime were imprisoned, tortured and mistreated, before they were taken Choung Ek (one of the hundreds of ‘killing fields’) to be executed. The visit to this place and to the killing fields in Choung Ek just outside of Phnom Penh make us go quiet and reflect on how somebody could do this to his own people. During the regime of Pol Pot between 1975 and 1979 3 million Cambodians were slaughtered to death (one third of the population). To reach his dream of the perfect communist state, he had all intellectuals, teachers, leaders, monks and nons, people with glasses (because they looked intelligent (and that’s maybe the only point with which I can agree with Pol))… arrested and murdered, all people were driven out of the cities to go and work on the fields, families were taken apart. If there was only the slightest suspicion that someone opposed the regime, they were arrested, as was their family. Without distinction men as well as women and children were killed to make sure that they would not be able to take revenge later. In Choung Ek you can still see the “Killing Tree” against which babies were smashed. Pol Pot’s Khmer Rouge did not use bullets, because these were too expensive. The unfortunate ones who ended up in the mass graves here were killed cold-bloodedly with machetes, cleavers, bamboo sticks, … The remembrance monument holds hundreds of skulls from the mass graves. Still skulls, bones, pieces of clothing from Cambodians who died here come to the surface each year after the rainy season.

Tuol Sleng: gevangenisregels van Rode Khmer / Khmer Rouge's prison rules

Tuol Sleng: gevangenisregels van Rode Khmer / Khmer Rouge’s prison rules

Tuol Sleng

Tuol Sleng

Killing Fields @ Choung EK: Killing Tree

Killing Fields @ Choung EK: Killing Tree

Killing Fields @ Choung EK

Killing Fields @ Choung EK

Nadat we ons visum voor Vietnam hebben opgehaald, wordt het tijd om Phnom Penh te verlaten. We brengen onze laatste Cambodiaanse dagen door in Kampot, dat de amateurkoks onder ons zeker kennen van de peper. We maken er ’s avonds een tochtje op de rivier om naar de vuurvliegjes te kijken. Wie ooit de kerstlampjes heeft uitgevonden, heeft hier duidelijk zijn inspiratie opgedaan. Na zonsondergang fonkelen duizenden insectenlichaampjes in de bomen op de oever en zwaaien ons uit, want morgen verlaten we Cambodja, maar niet voordat we nog eens van gebakken groene pepperbollen hebben genoten.

After we have collected our visas for Vietnam, it’s time to leave Phnom Penh. We spend our last Cambodian days in Kampot, which the amateur chefs amongst us surely know from the pepper. IN the evening we take a boat trip to see the fire flies. The one who ever invented Christmas lighting found his inspiration here, for sure. After sunset, thousands of insect bodies twinkle in the trees on the river banks and wave us goodbye, as we are leaving Cambodia tomorrow, but not before we enjoyed fried green pepper one last time.

CAMBODJA: deel 1 / CAMBODIA: part 1

Onze laatste dagen in Laos brengen we door op het eilandje Don Khone in de Mekong. De eerste twee dagen worden besteed aan schrijven en vertalen en foto’s uploaden voor de blog. Door het geregeld uitvallen van de wi-fiverbinding nam dat uren in beslag. Tja, een mens moet wat over hebben voor zijn lezers . Op onze derde luie dag verkennen we te voet het eiland. Op het zuidelijkste punt ligt de pier waar eind 19e, begin 20e eeuw de boten aan land werden getrokken om dan per trein naar het buureilandje Don Det te worden getransporteerd. Tussen alle eilandjes hier in de Mekong zijn er watervallen waar de boten niet doorheen komen. Dus bouwden de Fransen hier een spoorlijn om de commerciële schepen verder de Mekong op te laten varen. Het idee was goed, maar kende te weinig succes, omdat het water van de Mekong van december tot maart te laag staat. Dus lieten ze deze transportlijn ook varen.
De Sophamit-watervallen zijn spectaculair. Het is meer een verzameling van een honderdtal kleinere watervallen dan 1 grote waterval. Het water donderde van de ene cascade naar de andere. Na onze tocht door het bos en wat rust op een klein strand (met verschroeiend warm zand) bereiken we de Franse brug tussen de eilanden Don Khone en Don Det, gebouwd voor de spoorlijn. Het is een mooie plaats om de zon naar het westen (naar jullie) te zien vertrekken.

We spend our last days in Laos on the small island of Don Khone in the Mekong river. The first two days are dedicated to writing and translating and uploading pictures for the blog. Well, one hast to spare some time for his readers . On our third lazy day we explore the island on foot. On the most southern point there is a pier where boats just to be pulled ashore to be transported by train to the neighbouring island of Don Det at the end of the end of the 19th, beginning of the 20th century. Between all islands here in the Mekong there are waterfalls, through which the boats can’t pass. So the French built a railway here to make sure their commercial vessel were able to sail further upstream. The idea was good, but it wasn’t really successful, because the waterlevel in the Mekong is quite low from December to March. So they had to let go of this transportation line.
The Sophamit waterfalls are spectacular. They are rather a succession of some hundred smaller cascades, rather than 1 big waterfall. The water thunders from one cascade to another. After our hike through the woods and some rest on a small beach (with blistering hot sand) we arrive at the French bridge, connecting the islands of Don Khone and Don Det, built for the railway. It’s a nice spot see the sun heading west (towards you).

Don Khone : beach

Don Khone : beach

Sophamit waterval / Sophamit waterfall

Sophamit waterval / Sophamit waterfall

Op dinsdag 14 januari trekken we Cambodja binnen. Via een kleine grenspost raken we het negentiende land op onze reis binnen. Hier is duidelijk nog wat werk aan de weg nodig. We hotsen en botsen van put naar bult. Het herinnert ons aan de Kaukasus. De buschauffeur laveert ons tot in het stadje Kratie. We hopen er iemand te vinden die ons kan helpen om van Kratie naar Kompong Cham te kajakken. Dit wilden we al proberen vanuit Laos, maar je mag de grens niet over via het water. Een Amerikaanse die in Kratie kajaktochten organiseert, bekijkt onze vraag, maar stuurt ions liever niet alleen het water op. Onderweg zouden we problemen kunnen krijgen bij het zoeken naar een slaapplaats.Die zouden we moeten zoeken in afgelegen dorpen aan de oevers van de Mekong, maar ze had er weinig hoop op dat de stamhoofden ons zouden toelaten. Ze zijn blijkbaar heel achterdochtig tegenover vreemdelingen. Dus ging ons plan in rook op. We gaan dan maar voor een korte kajaktocht op de Mekong. We varen er tussen de bomen en struiken, over een ‘verdronken’ bos en tegen valavond komen de Mekongdolfijnen ons begroeten. Er leeft nog slechts een honderdtal van deze Irrawady-zoutwaterdolfijnen in de Mekong; een twintigtal in de buurt van Kratie. Terwijl de zon Kratie goedenacht wenst, dartelen nog een paar dolfijnen voor de oevers.

On Tuesday 14th January we head for Cambodja. We enter our nineteenth country from our trip via a small border post. It becomes clear quite soon that there is still some work left on their roads. We jump from one pothole to another bump. It reminds us of the Caucasus. The busdriver navigates us to the small town of Kratie. We hope to find somebody who can help us to kayak from Kratie to Kompong Cham. We already wanted to try this to leave Laos, but you cannot cross the border via the river. An American woman who organizes kayak tours in Kratie looks into our request, but she’d rather not send us alone on the way. We might find ourselves without a place to sleep as we need to find this in the remote villages on the riverbanks, but she was afraid that the village chiefs might not let us into the village. They seem to be very suspicious about strangers. So we see our plan crumble to pieces. So we go for a short kayak tour on the Mekong. We paddle amongst trees and bushes, over a ‘flooded’ forest and at dusk we are greeted by the Mekong dolphins. There are only some hundred of these Irrawady fresh water dolphins left in the Mekong, about twenty in the vicinity of Kratie. And while the sun wishes us a good night, a few of the dolphins darts about near the river bank.

Kratie - Mekong: overstroomd bos / flooded forest

Kratie – Mekong: overstroomd bos / flooded forest

Nu we niet naar Kompong Cham kunnen over water, passen we onze plannen aan. We trekken naar het noorden. Op donderdag 16 januari worden we om 8 uur ’s morgens opgepikt voor een 5 uur durende, saaie rit met een minibus. Het is een genoegen om opnieuw dezelfde hobbelweg te nemen als twee dagen voordien. Als ‘barang’ (‘blanke met lange neus en zilveren ogen’. vroeger werden de Fransen hiermee aangeduid, nu alle blanken. In Laos waren we ‘falangs’) krijgen we de betere plaats in het busje. De lokale mensen mogen met zijn vieren op 3 zitplaatsen. In de buurt van Stung Treng moeten wemet een veerboot de Mekong over. Terwijl andere wagens vooruit de pier en de boot oprijden, waagt onze chauffeur zich achteruit op het smalle pad. Dat lukt aardig, maar als hij de veerboot niet op raakt, moeten wij uitstappen. Maar dat lijkt ons de betere keuze. Liever uitstappen, dan van de boot het water inglijden. Onze chauffeur dacht echter verder vooruit dan de anderen. Hij kon makkelijiljk vooruit de veerboot afrijden aan de andere kant van de stroom. Daarna wordt bij een meubelmaker halt gehouden. Er moeten 3 massief houten tafeltjes mee. Dan maar eventjes een zitbank losschroeven en de tafels in laden. De voorste passagiers verhuizen naar de oncomfortable achterbank. De losgeschroefde zetel wordt op het dak vastgebonden. Achteraan is geen plaats meer, daar hangt al een scooter. Als er later nog twee jongens meewillen, kunnen ze niet langs de deur naar binnen; daar staan nl. 3 tafels in de weg. Ze glippen dan maar langs het raampje naar binnen. Onze saaie busrit levert in ieder geval meer animo op dan we vooraf hadden gedacht. Nadat de tafels en de andere passagiers in het kleine stadje (dorp?) Preah Vihear worden afgezet, karren wij nog 100 km noordwaarts, waar we om 17u in Sra’aem worden afgeleverd. We beëindigen onze 5 uur durende busrit na 9 uur ;-).

Now that we cannot go to Kompong Cham by kayak, we adjust our plans and head north. On Thursday 16th January we are picked up at 8 o’clock for a 5 hour, dull ride by minivan. It is a real pleasure to take the same bumpy road as two days before. As a ‘barang’ (‘white man/woman with a long nose and silver eyes’. The French used to be called like this, now the term is used for all white people. In Laos we were ‘falangs’.) we get the better seats in the minivan. The locals get to sit with four on three seats. Near Stung Treng we have to cross the Mekong by ferryboat. While other cars drive forward onto the pier and the boat our driverchances to go backwards onto the small path. That seems to go fine, but when he can’t drive up to the boat, we need to get out. But that seems to be the wiser choice. Rather getting out, than slipping into the water. Our driver was, however, thinking ahead. On the other side of the river he gets off the boat more easily driving forward. Then we make a stopover at a local furniture maker. Three solid wooden tables need to be picked up. Well, let’s unscrew a seat and load those tables. The front passengers are moved to the uncomfortable backseat. The unscrewed seat is tied to the roof. There’s no more space at the rear, as there is already hanging a scooter there. When two boys want to join us, they can’t enter the van through the door, as there are three tables standing in the way. No worries, they slip in through the small window. We definitely get more than we bargained for during our dull bus ride. After the tables and the other passengers are dropped off at the small town (village?) of Preah Vihear, we drive some 100 km further north, where we are delivered at Sra’aem at 5 pm. So we end our 5 hour bus ride after nine hours ;-).

Stung Treng: veerboot / ferry boat

Stung Treng: veerboot / ferry boat

Onderweg: tafeltjes inladen / Along the road: loading tables

Onderweg: tafeltjes inladen / Along the road: loading tables

We worden letterlijk bestormd door een paar ‘taxichauffeurs’ (met motootjes scooters). Als we ons uit het busje hebben gewrongen, kunnen we hen duidelijk maken dat we nu hun hulp niet nodig hebben; dat we wel te voet naar het guesthouse een kilometer verderop zullen lopen (wat een enorme afstand is voor Aziaten). Als we bij het guesthouse aankomen, komen twee van die bende er ook aan. Gelukkig kennen ze wat Engels en kunnen ze ons helpen bij het boeken van onze kamer. Maar dat is niet de reden waarom ze er zijn. Ze willen ons ’s anderendaags naar Prasat Preah Vihear brengen (de reden waarom wij hier zijn ). Deze tempelruïne ligt 27 km verderop. We wimpelen ze wat af en proberen ’s avonds zelf een scooter te huren in het dorpje. Dat lijkt echter niet mogelijk. Deze ‘moto scootergang’ blijkt de transporthandel in handen te hebben. Dus zien we ons genoodzaakt ons door hen te laten brengen. Onderweg geven ze ons wel wat uitleg over de streek en de Chinese ‘hulp’ bij het aanleggen van de nieuwe weg. Onder het mom dat het leger dan snel aan de Thaise grens kan staan, indien nodig, hebben de Chinese buren hier heel wat rechten verkregen op de grond, die ze eerder al ontbosten.

We are literally besieged by a few ‘taxi drivers’ (on scooters). After wringing ourselves out of the bus, we make clear to them that we didn’t need their help and that we’ll walk to the guesthouse a kilometer further down the road (which is a huge distance for Asian people). When we arrive at the guesthouse, two of that gang arrive there as well. Luckily they speak some English and they can help us book our room. But that’s not the reason why they’re here. They want to take us to Prasat Preah Vihear (the reason why we are here) the next day. The temple ruins are 27 km out of town. We don’t follow up on their proposal and try to find a scooter ourselves in the village in the evening. However, that doesn’t seem possible. The ‘scooter gang’ seems to control transport around here. So we find ourselves forced to let them take us. Along the road they give us some explanation on the area and the Chinese ‘help’ on constructing the new road. Under the pretext of helping the Cambodian army to get quicker to the border with Thailand, the Chinese neighbours have gained a lot of rights on the land, which they previously have deforested.

De Prasat Preah Vihear ligt aan de Thais-Cambodiaanse grens en is een blijvend twistpunt tussen de twee landen. I Pas in november vorig jaar besliste het Internationaal Gerechtshof dat de tempel op Cambodiaans grondgebied ligt. Terwijl we de heuvel op wandelen komen we langs Cambodiaanse stellingen (zandzakkenmuren met kijk-/schietgaten en gewapende militairen en grenspolitie) die elke beweging aan de overkant van de vallei (Thailand) in het oog houden. De tempelruïnes zijn daardoor al een speciale plaats. Het tempelplein biedt echter een adembenemend uitzicht op de enorme vlakte zo’n 600 meter lager.

The Prasat Preah Vihear is at the Thai-Cambodian border and remains a matter in dispute between the two countries. Only in November last year the International Court of Justice decided that the temple is on Cambodian soil. While hiking up the hill we come across Cambodian military positions (walls of sand bags with eye-/loopholes and armed soldiers and border policemen) watching every movement on the otherside of the valley (Thailand). All of this make the temple ruins a very special place. From the temple square you have a breathtaking view over the enormous valley 600 meters below.

Prasat Preah Vihear: soldaat en politieman / soldier and policeman

Prasat Preah Vihear: soldaat en politieman / soldier and policeman

Prasat Preah Vihear: Verdedingsmuur met zandzakken / sandbag defensive wall

Prasat Preah Vihear: Verdedingsmuur met zandzakken / sandbag defensive wall

Prasat Preah Vihear

Prasat Preah Vihear

In de late namiddag bollen we verder richting Siem Reap. Onze transportmaffiosi zouden twee plaatsen regelen in een minibusje voor 7 personen voor 10 dollar per persoon. We worden echter opgepikt door een gewone Toyota Camry (er rijden er hier trouwens heel wat rond). Ze vertellen ons dat er nog 2 mensen ons zullen vergezellen. We nemen aan dat het vriendinnetje van de chauffeur de passagierszetel vooraan zal afstaan en ter plaatse blijven. Maar eens te meer hebben we niet volgens de Cambodiaanse (of bij uitbreiding in Zuid-Oost-Aziatische) logica gedacht. De kletstante blijft zitten en het andere koppel belandt naast ons op de achterbank. Maar goed, dat zal wel lukken voor 200 km, denk je dan. Ach, wat kunnen we toch naïef zijn. Een paar kilometer buiten het dorp wordt een jong meisje opgepikt. Wij zijn echter blij dat ze naast de babbelkous op de voorste passagierszetel gaat zitten, want achteraan is geen plaats meer. Als echter een 7e passagier naast de chauffeur plaatsneemt, denken we toch even aan onze veiligheid. Groter kan onze verbazing niet meer zijn, als een achtste passagier plaatsneemt op de achterbank. Met zijn negenen scheuren we knus bij elkaar verder. Dit principe mogen ze wel eens bij ons bij stedenbouw toepassen: “maximaal gebruiken van de beschikbare ruimte”. Gelukkig verlaten vier van de medereizigers ons halverwege het traject en kunnen we de laatste honderd kilometer min of meer op ons gemak afleggen. We laten hierbij de rijstijl van de chauffeur (die onderweg al een hondje naar de eeuwige jachtvelden heeft gestuurd) buiten beschouwing. Als we in Siem Reap aankomen wordt nog even van chauffeur gewisseld om de stad binnen te rijden. Is hij even verbaasd als we niet de volle pot willen betalen. Hij is niet voor onderhandelingen vatbaar en dus wij ook niet. Dan pleegt hij maar enkele telefoontjes; ook naar onze maffiavrienden in Sra’aem die ik aan dan zelf aan de lijn krijg. Eerst wil deze ook van geen wijken weten, maar gaan onderhandelingen niet altijd over ‘geven en nemen’? Dus komen we uiteindelijk overeen om de stok in twee te breken en wij betalen 15 dollar voor onze bizarre rit. Tijdens onze discussie loopt plotseling Manuel voorbij. We leerden deze Duitser begin november kennen in Bangkok bij Joy, waar hij bekend stond als “Ottoman”.
Waren onze laatste weken erg rustig wat toeristen en verkeer aangaat, dan is Siem Reap een heksenketel. Honderden scooters en fietsers wielen door de straten. En dan zijn er nog de wagens en de tuktuks. En heel wat toeristen. Dat wordt ’s avonds nog duidelijker als we in het centrum op zoek gaan naar wat voedsel. De felverlichte “Pub Street” staat in schril contrast met het beeld van de afgelegen dorpjes die door ons hoofd dwalen. Maar ook hiervan kunnen we wel genieten, bij een glas bier, reisverhalen uitwisselend met Manuel.

In the late afternoon we roll further to Siem Reap. Our transport mafiosi would arrange two seats in a 7 person minivan for 10 dollars a person. We are quite surprised to be picked up by a normal Toyota Camry (of which there are a lot in Cambodia). They tell us that two more people will be joining us. We assume that the driver’s girlfriend will not come along. But once more we didn’t think according to the Cambodian (of the Southeastasian for that matters) logic. The chatterbox stays in the front seat and the other couple ends up next to us on the backseat. But well, that should work for 200 km, one thinks. Aaah, how naïve we are. A few kilometers out of town a young girl is picked. We are happy, though, that she gets her seat next to the chatterer on the front seat, as there is no more space in the back. When a 7th passenger gets in the front on the driver’s seat, we start thinking about our security. Can you imagine our astonishment when an 8th passengers claims his seat in the back of the car! With nine people we scoot about cosily. This is a principle they might want to use for urban development in our countries: “maximum use of space available”. Luckily 4 of our fellow-travellers leave us halfway the track and we can cover the last 100 km rather at ease. We don’t take the driving style of the driver (who has sent a young dog to the happy hunting grounds earlier on) into consideration. Upon arrival in Siem Reap they switch drivers to enter the city. The new guy is quite surprised when we are not willing to pay the full amount. He doesn’t want to negotiate, so neither do we. So he makes a few phone calls, also to our mafia friends in Sra’aem who I get to speak as well. First he doesn’t want to give in either, but isn’t that what negotiating is all about: ‘give and take’? So, eventually, we agree on meeting each other halfway an we pay 15 dollars for our bizarre ride. During the discussion, suddenly Manuel walks by. We met the German guy in the beginning of November in Bangkok at Joy’s place, where he was known as “Ottoman”.
Our last weeks were very quiet when it comes to tourists and traffic. But what a difference Siem Reap is. Hundreds of scooters and bicycles wheel through the streets. And there are the cars and tuktuks on top of that. And many tourists. That’s even clearer in the evening when we go in search of food. The brightly lit “Pub Street” contrasts sharply with the images of the remote villages that still stray through our heads. But we do enjoy this as well, over a glass of beer, exchanging travel stories with Manuel.

Siem Reap: Pub Street

Siem Reap: Pub Street

LAOS

In Huay Xai runnen drie grappige, oude dametjes het BAP Guesthouse. De drie zeventig-plus zussen zijn heel behulpzaam en goedlachs. We regelen er onze bus om op 21 december naar Luang NamTha te rijden. ’s Morgens stappen we om 9u op de tuktuk die ons naar het busstation zal brengen; of dat denken we toch… Enkele kilometers buiten het grensstadje parkeert de chauffeur langs de weg en laat de eerstvolgende bus stoppen. Er is maar plaats voor 3 tot 4 man, dus laat hij de bus weer gaan. Wij zitten met 8 op de tuktuk. Maar geen nood, hij verzekert ons dat hij een betere bus zal regelen. Dus staan we daar, langs de weg, te wachten op een mogelijke bus. Een half uurtje later komt ‘onze’ bus eraan. Deze blijkt ook al tamelijk vol te zitten, maar we passen er wel allemaal op. Als wij denken dat de bus vol zit, klappen zij nog stoeltjes neer, zodat ook de ruimte van de middengang ten volle benut wordt.
We kronkelen zo’n 4 uur door de Laotiaanse bergen. Er wordt enkel een keer gestopt om te plassen, op vraag van een van onze lokale medereizigers. Deze tussenstop gebeurt niet in een “wegrestaurant” of dorpje, maar gewoon op de plaats waar de vraag gesteld wordt. De natuur is het toilet. De lokale vrouwen heffen hun rok wat omhoog, de westerlingen zoeken een bosje op.

In Huay Xai three funny, older ladies run the BAP Guesthouse. These three seventy-plus sisters are very helpful and like to laugh. We arrange our bus with them to drive to Luang NamTha on 21st December. At 9 o’clock in the morning we get on a tuktuk, which will bring us to the bus station; or so we think… A few kilometers outside of the border town the driver parks along the street and has the next bus stop. However, as there are only 3 or 4 seats left, he lets it go again. We are 8 on the tuktuk. No worries, though, he assures us that he’ll arrange a better bus. So there we are, at the side of the road, waiting for a bus that might come. Half an hour later ‘our’ bus arrives. This one appears to be quite full as well, but we all fit in. When we think the bus is full, they guide folds down more seats so the aisle is used to its full extent.
We wind about 4 hours through the Lao mountains. Once the bus stops for to go to the bathroom, because some of the passengers ask for it. This stop-over doesn’t happen at a roadhouse or in a village, but on the spot. Nature is our toilet. The local women lift up their skirts a bit, the westerners try and find a bush.

Luang NamTha ligt in het noorden van Laos, dicht bij de Chinese grens en is een stoffig provinciestadje, zoals dat heet. We zijn hier dan ook niet voor de mooie gebouwen of interessante musea. We willen opnieuw de natuur in en regelen een driedaagse trektocht door de jungle, samen met Daniel en Karin, een Duits-Nederlands koppel dat in Tielen woont, en Michael (Mike voor de vrienden) en Gabi, een koppel kwieke 55-plussers uit Offenburg, die we op de bus hebben ontmoet.
Onze tocht begint met natte voeten. We moeten eerst door de Nam Tha rivier waden voor we effectief onze stapschoenen kunnen aanbinden. Daarna trekken we de dichtbegroeide jungle in. Tussen dikke bamboestengels en bananenbomen banen we ons een weg naar het dorpje Nam Kon, waar het Lantan-volk leeft. Na een stevige klim krijgen we ’s middags lunch onder een dakje van bananenbladeren op een tapijt van… jawel, bananenbladeren. Mannen en vrouwen van de Lantan-stam zijn ons tegemoetgekomen en knutselen spelenderwijs een tafel van bamboe in mekaar, terwijl anderen hun eten bereiden op een kampvuurtje. Onze borden zijn, u gelooft het nooit, bananenbladeren en onze vingers zijn ons bestek. We krijgen kleefrijst (‘sticky rice’, en neem dit maar letterlijk), kip en bonen.
Daarna stappen we verder naar het dorp in het gezelschap van de dorpelingen. We brengen de rest van de namiddag door in het dorp en krijgen een slaapplaats toegewezen in de hut van een plaatselijk gezin. ’s Avonds kruipen we dicht bij het ‘kampvuurtje’, want het is behoorlijk koud. Voor we de tocht begonnen, kochten we nog muts en handschoenen op het plaatselijke marktje. ’s Ochtends brengen we een kort bezoek aan het plaatselijke schooltje (gebouwd met Europese steun). De directeur krijgt onze cadeautjes voor de kinderen (balpennen, schriften en ballonnen), die hij zal verdelen. Zo worden geen kinderen bevoor- of benadeeld.
Luang NamTha is in the north of Laos, close to the Chinese border and is a dusty country town, as it is called. But we are not here for the nice buildings or interesting museums. We want to go into nature again and arrange a 3-day trekking through the jungle, together with Daniel and Karin, a German-Dutch couple living in Belgium, and Michael (Mike as friends call him) and Gabi, a brisk brisk 55-plus couple from Offenburg, Germany, who we met on the bus.
Our journey gets off with wet feet. We first have to wade through the river NamTha before we can really tie our shoes. Then we head for the dense jungle. Through thick bamboo stems and banana trees we work our way to the village of Nam Kon, where Lantan tribe people live. After a steep climb we are served lunch under a roof of banana leaves on a carpet of … indeed, banana leaves. Men and women of the Lantan tribe have come to meet us here and knock a bamboo table together without effort, while others are preparing food over the campfire. Our plates are, you’ll never believe it, banana leaves and our fingers are the cutlery. We are served ‘sticky rice’ (you can easily take this literally), chicken and beans.
After lunch we hike to the village accompanied by the villagers. We spend the rest of the afternoon in the village and are appointed a place to sleep in the hut of a local family. In the evening we get close to the small ‘camp fire’, because it gets quite cold. Before we started this trip, we bought a bonnet and gloves on the local market. In the morning we pay a short visit to the village school (built with EU support). The principal receives our gifts for the children (pens, books, balloons), which he will share with the children. That way, none of the children is favoured.

Luang NamTha Trekking

Luang NamTha Trekking

Luang NamTha Trekking

Luang NamTha Trekking

De dorpskinderen entertainen / entertaining the village children

De dorpskinderen entertainen / entertaining the village children

Daarna trekken we weer de jungle in. Twee vrouwen trekken met ons mee om ’s middags onze lunch te bereiden. Wat ze nodig hebben, vinden ze onderweg: bananenbloemen, bamboe, wat kruiden, … Een dikke bamboestok dient als kookpot. Deze wordt in het vuur geplaatst en alle ingrediënten worden in de stok gestopt. Nog even een bamboestok in twee splijten die moet dienen als opdienblad en we kunnen aan tafel… op een bedje van bananenbladeren. Eerder op de ochtend had onze gids Sing al lepels voor ons gemaakt van bamboe. Het is ongelooflijk wat ze allemaal maken met bamboe. En voor alles gebruiken ze dezelfde grote machete voor het grovere werk als bamboe vellen of bananenbomen om hakken, als voor het fijnere vakmanschap als lepels of chopsticks of drinkbekers te maken of om kruiden te hakken. Onze tweede nacht slapen we onder de sterren in de jungle. Natuurlijk niet op de blote grond, maar op een bedje van bananenbladeren. Hier kunnen we opnieuw goed onze muts en handschoenen gebruiken. Na een lange wandeling, een douche in de waterval en bij dalende temperaturen kan een slokje alcohol wel deugd doen. We halen dan ook de goedkope Lao whisky boven die we voor de wandeling in Luang NamTha hadden gekocht (de avond ervoor dronken we in ‘t dorp nog Beerlao, het bier van de staatsbrouwerij dat zijn weg heeft gevonden tot i n de meest afgelegen gebieden van Laos. En het kost overal evenveel: 10.000 kip (ong. 1 euro), zowel in de winkel en op café als in de stad of het afgelegen stoffige jungledorp)). De whisky is echter niet te zuipen, maar soms moet een mens al eens iets tegen zijn zin doen…

Then we head into the jungle again. Two women come along to prepare our lunch at noon. What they need, they find along the way: banana flowers, bamboo, spices, . A thick bamboo stick serves as cooking pot. It’s placed in the fire and all ingredients are put into the stick. They split another bamboo stick to serve as serving plate and we can eat… on a carpet of banana leaves. Earlier that morning our guide Sing had made spoons for us out of bamboo. It’s incredible what they make out of bamboo. And they use the same big machete for the rough work as chopping down bamboo and cutting down banana trees, as well as for the more delicate craftsmanship as making spoons or chopsticks or cups or to cut spices. Our second night we spend under the stars in the jungle. Obviously not on the bare ground, but on a bed of banana leaves. Here we can use our bonnet and gloves again. After a long hike, a shower in the waterfall and sinking temperatures a sip of alcohol can do some good. So we get out the bottle of cheap Lao whisky that we bought before the hike in Luang NamTha (the evening before we drank Beerlao in the village, the state brewery beer that has found its way to the most remote areas of Laos. And it cost the same everywhere: 10.000 kip (approx. 1 euro), in the shops and pubs as well as in the city or remote dusty jungle villages)). The whisky taste horrible, however, but sometimes you have to do things you don’t like…

Luang NamTha trekking: Lantan vrouw / Lantan woman

Luang NamTha trekking: Lantan vrouw / Lantan woman

Luang NamTha trekking: Lantan vrouw kookt voor ons / Lantan woman cooking for us

Luang NamTha trekking: Lantan vrouw kookt voor ons / Lantan woman cooking for us

Op de derde dag schijnt de zon opnieuw, maar we krijgen ze maar weinig te zien door het dichte bladerdek van bamboe en bananenbomen van de jungle. Tegen de middag komen we aan in een dorpje van de Khmu-stam. Hier moeten we de Nam Tha rivier over en dus wordt door twee mannen ‘snel ‘een vlot uit bamboe gebouwd. Daarna worden we per twee het water overgezet, zodat we aan het laatste deel van onze trektocht kunnen beginnen. Opnieuw komen twee vrouwen met ons mee die ons heerlijke bamboe zullen voorschotelen. De rijst wordt gekookt in bamboestokken. Hier worden eerst bananenbladeren in gedraaid, waarin de rijst wordt gekookt. Op die manier haal je de rijst makkelijk uit de bamboestok en kun je die ‘worst’ mooi in porties snijden. Terwijl wij soms worstelen om rechtop te blijven op het pad van nog geen twee voetjes breed, werken deze vrouwen onderweg lustig voort aan hun haakwerk.
Vooraf hadden we verwacht veel meer te leren over de planten en dieren in de jungle. Dit was niet echt het geval, maar we kregen wel les in wat je allemaal kunt maken van bamboe en bananenbladeren en wat voor heerlijke gerechten je kunt bereiden met wat je om je heen vindt.

On the third day the sun shines once more, but we don’t get to see it often through the thick foliage of bamboo and banana trees. Around noon we arrive at a village of the Khmu tribe. Here we have to cross the river again, so two men ‘quickly’ built a bamboo raft. We are taken across two people at a time, so we can enter on the last part of the hike. Again two tribe women join us to serve us a delicious bamboo meal. Rice is cooked in bamboo sticks. First they put in banana leaves, in which they boil the rice. That way it’s easy to get the rice out of the bamboo stick and the ‘saucage’ can be cut into portions easily. While we are sometimes struggling to stay upright on the small path, these women concentrate on their crochet work.
Before we started we thought we would have learned more about the plants and animals of the jungle. This wasn’t really the case, but we were taught what you can make with bamboo and banana leaves and what delicious meals you can cook with stuff that grows around you.

Luang NamTha jungle

Luang NamTha jungle

Luang NamTha Trekking : dorp van de Khmu-stam / village of the Khmu tribe

Luang NamTha Trekking : dorp van de Khmu-stam / village of the Khmu tribe

Luang NamTha Trekking: de rivier over / crossing the river

Luang NamTha Trekking: de rivier over / crossing the river

 

Op kerstdag genieten we van wat rust in ons gezellige guesthouse na onze driedaagse trip, maar we willen wel meer van deze afgelegen gebieden zien. We nemen voor een paar dagen afscheid van Daniel en Karin. Samen met Mike en Gabi stappen we in een kleine ‘slow boat’ waarmee we de Nam Tha willen afvaren en hopen in Huay Xai aan te komen. We worden vergezeld door Aussie Richard en de Franse Nathalie met hun drie kinderen. De boottocht blijkt een goede keuze. Onder een stralende zon glijden we op een gezapig tempo over het water. De beboste bergen rondom ons zijn overweldigend, af en toe kleine dorpjes op de oever. We meren aan bij zo’n dorpje, waar we de late namiddag al keuvelend doorbrengen aan de rivier. De dorpelingen wassen zich in de rivier, terwijl ook de kleren worden gewassen. Die worden dan op bamboestokken te drogen gehangen. Van op het balkon van onze slaaphut zwaait een dorpelinge met een (levende) magere kip. Dat wordt dus ons verse avondeten, met ‘sticky rice’.
Onze tweede dag start fris en bewolkt. Opnieuw komen onze handschoenen en muts goed van pas. Tegen de middag breekt de zon eindelijk door de wolken en kunnen we weer volop genieten van de omgeving. ’s Avonds worden we in Huay Xai opnieuw warm ontvangen door de drie zussen van het BAP Guesthouse.

On Christmas day we enjoy some rest in our nice guesthouse after our three-day trip, but we’d like to see more of the remote areas. We say goodbye to Daniel and Karin for a few days. Together with Mike and Gabi we get into a ‘slow boat’ down the river NamTha and hope to arrive at Huay Xai the next day. We are joined by Aussie Richard and French Nathalie and their three kids. The boat ride seems to be the right choice. Under a radiant sun we glide gently through the water. The forested mountains around us are overwhelming, sometimes a small village on the river bank. We moor at such a village and spent the rest of the afternoon chatting on the river bank. The villagers wash in the river, while washing their clothes as well. These are hung up on bamboo sticks to dry. From the balcony of our sleeping hut, suddenly a woman waves a (living) skinny chicken. So that’s our dinner, with ‘sticky rice’.
Our second day starts off cold and cloudy. Again our bonnet and gloves prove they were worth buying. Around noon the sun finally breaks through the clouds and we can fully enjoy the surroundings. In the evening we are warmly welcomed again by the three sisters of the BAP guesthouse in Huay Xai.

Boottrip op NamTha / Boat trip on the NamTha

Boottrip op NamTha / Boat trip on the NamTha

Wassen in de rivier, zowel zichzelf als de kleren / Washing in the river, herself as well as clothes

Wassen in de rivier, zowel zichzelf als de kleren / Washing in the river, herself as well as clothes

Op de rivier / on the river

Op de rivier / on the river

We hebben nog niet genoeg van het bootje varen en boeken nog een boottocht van Huay Xai naar Luang Prabang op de Mekong. We boeken onze tickets in het guesthouse en worden op zaterdag 28 december om 9.30 u door een tuktuk opgehaald. De boot vertrekt nl. om 10.30u en we moeten er toch voor zorgen dat we op tijd zijn. Deze tocht is een heel stuk populairder bij reizigers. De boot is dan ook een stuk groter en overdekt. Ook de zetels zijn iets comfortabeler. Het zijn er uit oude bussen die ze nu in deze boot een tweede leven hebben gegeven. Rond 11u krijgen we een korte ‘briefing’ en vertelt de begeleider dat de boot pas om 12u vertrekt. Dat is blijkbaar altijd zo. Even voor 12 komen Gabi en Mike ons nog uitzwaaien. Zij geven deze keer de voorkeur aan de bus, wat later niet de beste keuze lijkt te zijn. Even over twaalf laat de begeleider weten dat er nog een bus met reizigers aankomt en dat er zelfs een tweede boot onderweg is. Onze boot zit vol, dus waarom er gewacht wordt is niet duidelijk. Maar dit is de “Lao-manier” en je maakt je gewoon niet druk. Uiteindelijk kom je er wel ;-).
Rond kwart voor één steken we dan toch van wal voor een tweedaags tochtje. In het begin lijken we wat ontgoocheld. Was onze boottocht van de voorbije dagen niet leuker? Mooier? Gezelliger? Misschien wel, maar deze tocht is ook fantastisch. Het water van de Mekong staat behoorlijk laag. Er steken heel wat rotsen uit boven het water. ’s Avonds meren we aan in Pakbeng om te overnachten. We vinden een leuk en goedkoop plekje dicht bij de pier. ’s Morgens net na het ontwaken, wordt onze hut door elkaar geschud door een enorm gebulder. We snellen naar buiten, maar zien niet onmiddellijk iets bij of onder de hut, tot de olifant aan de andere kant van de rivier nog eens trompettert op haar kalfje. Zo’n intens geluid heb ik nog nooit gehoord. Let wel, het gaat niet om een wilde olifant. Er zat een man in de nek van het dier, maar het kleintje was waarschijnlijk iets te ver afgedwaald.

We still have not enough of sailing, so we book another boat trip from Huay Xai to Luang Prabang along the Mekong. We book our tickets in the guesthouse and we are picked up by a tuktuk on Saturday 28th December at 9.30 am. The boat leaves at 10.30 am and we need to make sure we are on time. This trip is much more popular with travelers. As a consequence, the boat is bigger and has a roof. The seats are more comfortable as well. They are old bus seats which have been giving a second life on the boat. Around 11 o’clock we are shortly briefed about the trip and we are told that the boat is going to leave at 12 o’clock. Apparently, it always does. Shortly before noon Mike and Gabi appear on the pier to wave us goodbye. They prefer taking the bus this time, which will turn out to be not the best of choices. Shortly after twelve the ‘boat supervisor’ lets us know that there is another bus with passengers coming and even a second boat is on the way. Our boat is already full, so it’s not really clear why we are waiting. But this is the “Lao way” and you don’t make a fuss. Eventually, you’ll get there ;-).
Around a quarter to one we eventually set sail for a two-day trip. In the beginning we seem a little disappointed. Was our boattrip the last days not more fun? More beautiful? Nicer? Maybe so, but this journey is fantastic as well. The water of the Mekong is quite low. Many rocks stick out of the water. In the evening we arrive at Pakbeng, where we will spend the night. We find a nice and cheap place near the pier. In the morning, just after waking up, our hut is shaken up by a deafening roar. We jump outside, but don’t see anything near or under the hut, until the elephant on the other side of the river trumpets again at her calf. I’ve never heard such an intense sound. Mind you, it was not a wild elephant. A man was riding it, but probably the little one had strayed too far away.

Mekong

Mekong

Langs de oevers van de Mekong / On the Mekong river banks

Langs de oevers van de Mekong / On the Mekong river banks

Na 4 dagen op het water zetten we voet aan wal in Luang Prabang. Als we ’s avonds het stadje willen verkennen, lopen we Daniel en Karin tegen het lijf. Samen slenteren we door de avondmarkt en gaan iets eten. Laat maken we het echter niet. Dat kan ook moeilijk in Laos, waar alles om 11u de deuren sluit, tenzi j je de tuk-tuk neemt naar de uitgaansbuurt tot 2.00u… ’s Anderendaags willen we zien wat de stad nog meer te bieden heeft. Er zijn heel wat boeddhistische tempels, maar het meest opvallende zijn de mooie koloniale huizen. Hier hebben de Fransen een mooie erfenis nagelaten en de Laotianen hebben ze goed onderhouden. Het is wel duidelijk dat het stadje op toeristen is voorzien. Bijna 1 op de 2 huizen is een guesthouse of hotel, de andere helft zijn restaurantjes, ontbijthuizen, reisbureaus, … Maar het is er best gezellig aan de oevers van de Mekong.

After 4 days of sailing we set foot ashore in Luang Prabang. If we want to explore the small town in the evening, we run into Daniel and Karin. Together we stroll through the night market and grab some food. We don’t make it late, though, which is actually hard in Laos, where everything closes at 11 o’clock in the evening. The next day we want to see what more the city has to offer. There are many Buddhist temples, but the most striking here are the beautiful colonial houses. The French left a nice heritage here and the Lao people took good care of it. It’s clear that the town is ready to host many tourists. Almost 1 out of two houses is a guesthouse or hotel, the other half is restaurants, breakfast houses, travel agencies, … But it is still cosy on the Mekon g river banks.

Luang Prabang: Frans koloniaal huis / French colonial house

Luang Prabang: Frans koloniaal huis / French colonial house

Luang Prabang

Luang Prabang

Op oudejaarsdag fietsen we samen met Fernanda (Brazilië) en Brian (V.S.) uit Barcelona naar een nationaal park in de buurt. We maken er een leuke wandeling in het bos op zoek naar watervallen en komen er terecht in een afgelegen dorp, waar Lies en Fernanda de kinderen de dag van hun leven bezorgen in een wedstrijdje ‘fietsband rollen’. Terug in Luang Prabang spoeden we ons de trappen op naar Wat Xien Thong waar we van een prachtige oudejaarsavondzonsondergang kunnen genieten. We toasten nu al even op het nieuwe jaar en zijn heel benieuwd wat Keo van het guesthouse ons zal voorschotelen. Voor ons vertrek deze morgen nodigde hij ons uit voor een ‘eindejaarsmaaltijd’. Zijn moeder en hijzelf hebben zich uitgesloofd om ons heerlijke gerechten aan te bieden en het Beerlao vloeit rijkelijk, op Lao-wijze. Een klein bierglas wordt gevuld en ijs wordt toegevoegd. Dat moet zo snel mogelijk worden uitgedronken, zodat het opnieuw kan worden gevuld voor de volgende. Er wordt niet op een glas meer of minder gekeken.

On the last day of the year we bike to a national park nearby together with Fernanda (Brasil) and Brian (U.S.A.) from Barcelona. We have a nice walk there through the woods searching for waterfalls and end up in a remote tribe village, where Lies and Fernanda give the children the time of their lives playing a game of ‘rolling a bicycle tyre’. Back in Luang Prabang we hurry up the steps to Wat Xien Thong, where we enjoy a magnificent new year’s eve sunset. We toast already to the new year and are really curious about what Keo of the guesthouse will serve us. Before we left in the morning he invited us for his ‘new year’s eve dinner’. His mother and he really went to great lengths to serve us delicious meals and the Beerlao flows lavishly, the Lao way. A small beer glass is filled and ice cubes are added. You have to drown the glass as quickly as possible, so it can be refilled and passed to the next one. Bottles nor glasses are counted.

Luang Prabang Tad Long waterval

Luang Prabang Tad Long waterval

Luang Prabang: afgelegen dorp / remote village

Luang Prabang: afgelegen dorp / remote village

Luang Prabang: afgelegen dorp, Lies en Fernanda / remote village, Lies and Fernanda

Luang Prabang: afgelegen dorp, Lies en Fernanda / remote village, Lies and Fernanda

Toasten op het nieuwe jaar: Gezondheid / Toasting to the new year: Cheers!

Toasten op het nieuwe jaar: Gezondheid / Toasting to the new year: Cheers!

Bij ons vertrek uit Vila Thony 1 krijgen we van mama Keo onder het prevelen van een gebed nog een zelfgehaakt armbandje omgebonden. Het zal ons geluk brengen. En nu we er beginnen op te letten, zien we dat heel wat Laotianen dergelijke bandjes om hebben. Ze nodigt ons ook uit om het Laotiaanse nieuwjaar met hen te vieren, maar op 13, 14 en 15 april zitten we normaal gezien al veilig rond te toeren in Iran. We worden door een tuktuk opgepikt en naar het busstation gebracht, waar we met een minibus richting Phonsavan zullen trekken. Bij aankomst blijkt er echter maar 1 plaats meer te zijn in de 2 busjes die vertrekkensklaar staan. Dan maar drie mensen vooraan op twee plaatsen en Lies in het ene, ik in het andere busje… de Lao-manier. Het begin van de rit is nog mistig, maar we trekken de bergen in en eens boven de wolken, krijgen we fantastische panorama’s op ons bord. Dit wordt een rit uit een prentboekje. In Phonsavan worden Lies en ik weer herenigd. Nadat we onze rugzakken in een hostel hebben gedropt, slenteren we naar het plaatselijke marktje. Alle lokale specialiteiten worden er aangeboden. Groenten, fruit, vlees, gevogelte, rat, eekhoorn, vleermuis… Zo krijg je de ingrediënten te zien die in je noedelsoepje of curry worden verwerkt. Als we terugkomen bij het hostel zit Olé samen met zijn broer in sterk beschonken toestand op het terras. We worden uitgenodigd om een glas mee te drinken, op de vriendschap. Veel meer dan een glas drinken wordt het niet, want veel zinnige woorden worden niet meer gevormd, toch niet verstaanbaar. Olé heeft een restaurantje aan het meer iets verderop en we spreken af dat we er morgen naartoe gaan.

Upon leaving Vila Thony 1 mama Keo gives us a self-hooked bracelet and ties it around our wrist while praying. It will bring us luck. And now that we are taking notice of it, many Laotian people wear these bracelets. She also invites us to celebrate the Lao New Year with them, but on the 13th, 14th and 15th of April we should be safely cruising through Iran. We are picked up by a tuktuk, who brings us to the busstation, where a minivan is waiting to take us to Phonsavan. Upon arrival there is only 1 seat left in the two minivans waiting. In that case, they put three people on the two front seats and Lies gets her seat in the one minivan, I in the other… the Lao way. The beginning of the trip is still foggy, but in the mountains we climb above the clouds and we are served wonderful panoramic views. This is going to be a postcard drive. In Phonsavan Lies and I are reunited. After dropping our backpacks at the hostel, we stroll to the local market. All local specialties are on offer: vegetables, fruit, meat, birds, rat, squirl, bat … Now we get to see the ingredients that are used in our noodle soup or curry. When we get back to the hostel, Olé and his brother are sitting on the terrace, completely sloshed. They invite us to join them for a beer and drink to friendship. We mainly drink as they don’t say many sensible words anymore, at least not understandly. Olé has a restaurant at the lake a block away and we agree to go and visit him tomorrow.

Phonsavan: lokaal marktje / local market

Phonsavan: lokaal marktje / local market

Phonsavan: delicatessen op de markt / market delicacies

Phonsavan: delicatessen op de markt / market delicacies

Rond het slaperige stadje ligt de ‘Plain of Jars’ (‘kruikenveld’) verspreid over verschillende sites. Wij huren fietsen en trappen eerst 35 km bergop en tegen de wind in naar de oude stad Mueang Khoun. Het ritje naar de stad was leuker en mooier dan het stadje en de ruïnes zelf. Maar je hoort ons niet klagen. De zon schijnt volop, geeft weer veel warmte en zelf ’s avonds blijft het lekker aangenaam. Op de terugweg durft het zitvlak al eens klagen over het harde zadel, maar met rugwind en licht bergaf bolt het lekker. Op de ‘Plain of Jars’ ligt al meer dan tweeduizend jaar een groot aantal enorme kruiken verspreid. Het is nog steeds een mysterie hoe ze er zijn gekomen en waarvoor ze werden gebruikt. Men vermoedt dat het om urnes gaat op een begraafplaats. Heel wat van de kruiken zijn echter tijdens de Vietnamoorlog gesneuveld. Tijdens deze oorlog van ’64 tot ’73 werd Laos buitensporig gebombardeerd. Volgens de statistieken is Laos het land waar per hoofd het meest aantal kilo’s bommen is gedropt. In het noorden (rond Phonsavan) bombardeerden de Amerikanen het communistische regime, in het zuiden werd de ‘Ho Chi Mhin trail’ onder vuur genomen. Nog steeds sterven jaarlijks mensen door UXO’s (Unexploded Ordnances = niet-ontplofte bommen) of lopen ze ernstige verwondingen op. Dit leren we in de tentoonstelling over UXO’s en MAG (Mines Advisory Group). Deze mensen, vaak vrouwen, proberen UXO’s te lokaliseren en te ontmijnen, zodat de grond voor landbouw kan worden gebruikt. Nu durven de boeren vaak het land niet op uit schrik voor deze bommen.

Around the sleeping city you find the “Plain of Jars”, divided over several sites. We hire bikes and first pedal 35 km uphill with headwind to the old city of Mueang Khoun. The ride to the city is nicer and more beautiful than the small town and the ruins. But you don’t hear us complain. The sun is shining galore, is warming is up again and even in the evening it’s stays nicely warm. On the way back our behinds are starting to complain about the hard saddle, but with tail wind and slightly downhill we are bowling along nicely. On the ‘Plain of Jars’ there have been a large amount of enormous jars for over two thousand years. It remains a mystery on how the jars got here and what they were used for. One presumption is that these are urns on a burial field. Many of the jars have destroyed during the Vietnam war. During this war from ’64 to ’73 Laos was bombed excessively. According to statistics Laos is the country where most bombs per capita have been dropped in the world. In the north (around Phonsavan) the Americans bombed the communist regime, in the south they attacke the ‘Ho Chi Mhin trail’. There are still people dying by UXOs (Unexploded Ordnances) every year or getting severely injured. We learn this at an exhibition on UXOs and MAG (Mines Advisory Group). These people, often women, try to localize and destroy the UXOs, so the lands can be used for farming. Nowadays, farmers are unwilling to grow crop on the lands because they are scared of the bombs.

Met die fiets naar Mueang Khoun / Biking to Mueang Khoun

Met die fiets naar Mueang Khoun / Biking to Mueang Khoun

Mueang Khoun: 500 jaar oude Boeddha-beeld / 500 years old Buddha statue

Mueang Khoun: 500 jaar oude Boeddha-beeld / 500 years old Buddha statue

Phonsavan: Plain of Jars

Phonsavan: Plain of Jars

Phonsavan: herinneringen aan de oorlog / reminders of the war

Phonsavan: herinneringen aan de oorlog / reminders of the war

’s Avonds vinden we Olé niet in zijn restaurant Decha, maar we amuseren ons goed met het observeren van de ‘karaoke-sterren’. Bij de karaoke blijft iedereen wel gewoon aan tafel zitten en zingen… alhoewel, zingen is misschien een groot woord. De microfoon wordt doorgegeven aan de verschillende talenten. Wij laten dit aan ons voorbij gaan.
In the evening we don’t find Olé in his restaurant, but we have a good time observing the ‘karaoke stars’. During the karaoke, however, everybody stays at their seats and sing… although, singing might not be the correct word. The microphone is passed on to the various talents. We let it pass, though.
Onze volgende trip naar Ban Khoun Kam willen we zelf regelen en zo een paar euro’s sparen. Dat lijkt niet veel, maar hier is 2-3 euro een wereld van verschil, zowel voor de lokale bevolking als voor ons budget. ’s Morgensvroeg nemen we een tuktuk naar het oude busstation. Blijkt al gauw dat vooral de ‘locals’ hiernaartoe komen. Toeristen worden naar het nieuwere busstation iets verderop gebracht. We nemen als enige blanken plaats in een kleine bus. Bij vertrek worden kleine plasticzakjes uitgedeeld en al gauw blijkt waarom. De maagjes van de inheemse bevolking houden niet van de hobbelige kronkelwegen. Verschillende medereizigers legen dan ook hun maaginhoud in de zakjes om die vervolgens gewoon door het raam te kieperen. Aan de ene kant schaterlach ik binnensmonds om het ongewone tafereel, aan de andere kant heb ik ook wel medelijden. Dit moeten verschrikkelijke reizen zijn voor hen. Ook Lies is niet gelukkig met de kronkelwegen, maar de zakjes waren niet nodig.

Om in Ban Khoun Kam te raken, moeten we een tussenstop maken en overnachten in het doffe grensstadje Paksan. Dit plaatsje staat zelfs niet vermeld in onze reisgids. Ogenschijnlijk is er enkel een grenspost waar je de Mekong kunt overvaren naar Thailand. We wagen ons toch aan een korte wandeling langs de rivier en komen langs mooie terrassen aan de monding van de plaatselijke rivier (waarvan de naam me even ontglipt) in de Mekong. We genieten er van een lekkere gebarbecuede Mekong-vis (we hebben er het raden naar welk soort vis het is. Alle vissen die worden geserveerd zijn ‘Mekong-vis’) maaltijd en een mooie zonsondergang op de oevers. We nemen een andere weg terug en kijken onze ogen uit op de prachtige villa’s die hier zijn verrezen. Bij ons zijn dergelijke woningen onbetaalbaar; toch voor modale reizigers als wij ;-). Let wel, deze huizen zijn toch nog de uitzondering. De meeste mensen wonen hier nog in houten hutjes!

We want to arrange our next trip, to the village of Ban Khoun Kam, ourselves and save a few euros. That doesn’t seem much, but here 2-3 euros makes a great difference, for the locals as well as for our budget. In the morning we take a tuktuk to the old bus station. It soon becomes clear that especially the locals come here. Tourists are dropped at the newer bus station further down the road. We take our seats in the small bus, as only white people. Upon leaving small plastic bags are distributed and it soon becomes clear why. The stomachs of the indigenous people are not fond of the bumpy, winding roads. As a result, several co-travellers empty their stomachs in the bags, after which they just throw the bags with content out of the window. On the one hand I’m roaring with laughter between my teeth because of the unusual scene, but on the other hand I feel sorry for them. These must be hard travels for them.
To get to Ban Khoun Kam we have to make a stopover and spend the night in the dull border town of Paksan. This place is not even mentioned in our travel guide. Apparently there is only a border post where you can cross the river Mekong into Thailand. We dare to take a short walk along the river anyway and arrive at nice terraces at the estuary of the local river and the Mekong. We enjoy a nice barbecued Mekong fish (we have no idea what kind of fish it is. All restaurants only serve ‘Mekong fish’) and a lovely sunset on the river banks. We take another way home and stun at the gorgeous mansions that have been built here. Such houses are unaffordable in Belgium, at least for average travelers as us ;-). Mind you, these houses are still rather rare. Most people here still live in wooden huts.

Mekong-vis / Mekong fish

Mekong-vis / Mekong fish

Zonsondergang in Paksan / Sunset at Paksan

Zonsondergang in Paksan / Sunset at Paksan

Paksan

Paksan

De volgende ochtend melden we ons om 6 uur aan in het busstation voor onze volgende bus. Ons voertuig blijkt echter een ‘songthaew’ te zijn. Een songthaew is als het ware een grote tuktuk. Een bestelwagen met een open laadbak met twee lange, smalle zitbankjes. Wij zijn de enige passagiers, om te beginnen, maar er worden heel wat goederen meegeladen: kommen met noedels, metalen kooitjes, zakken met witte kolen, zakken rijst, … Die worden onderweg hier en daar geleverd. Onderweg stappen ook mensen op en af. Na 4 uur zijn onze billen content dat ze niet meer op het smalle bankje hoeven te zitten. We zijn naar Ban Khoun Kam gekomen om de Kong Lo-grot te bezoeken. We huren een motorfiets en snorren 40 km door een adembenemend landschap. Wij rijden onder een staalblauwe hemel op een hoogte van zo’n 1.300 meter. De stijle rotsmuren langs de weg reiken nog eens honderden meter hoger. De motorfiets is in Laos, naast de gewone fiets, het meest courante vervoersmiddel. Als auto heeft de Toyota Hilux jeep het pleit gewonnen. 90% van het wagenpark in Laos bestaat uit deze 4×4-pick-ups, voor wie zich een auto kan permitteren, uiteraard!
Het hoogtepunt van de dag (en zelfs een van de hoogtepunten van de reis (voorlopig)) is de Kong Lo grot. De ontvangst bij de ticketverkoper is heel onvriendelijk, wat ons ten zeerste verbaast, want de Laotianen zijn anders steeds heel vriendelijk. Maar ach, er zijn altijd uitzonderingen. We krijgen na wat taalkundige misverstanden toch ons ticket en met een boot varen we stroomopwaarts de grot binnen. De grot heeft zich als het ware bovengronds, in de bergwand, gevormd. Meer dan 7 km varen we door enorm hoge gallerijen. Jammer genoeg varen we met motorbootjes, wat meer dan waarschijnlijk ernstige schade toebrengt aan het ecosysteem in de grot. Het enige licht dat we hebben is van onze zaklampen, wat bijdraagt aan het mystieke van de grot.

The next morning we report to the bus station at 6 o’clock for our next bus. The vehicle, however, is a ‘songthaew’. A songthaew is a big tuktuk, so to speak. A van with an open body and two long, small benches. We are the only passengers, but many goods are loaded as well: bowls with noodles, metal cages, bags with cabbages, sacks with rice… Those are being delivered along the road. Also people hop on and off. After 4 hours our buttocks are glad not having to sit on the small benches any longer. We’ve come to Ban Khoun Kam to visit the Kong Lo cave. We hire a motorcycle and cruise through a stunning scenery for 40 kms. We’re riding under a steel blue sky at an altitude of 1,300 meters. The steep rock walls along the road go up another few hundred meters. Next to the traditional bicycle, the motorcycle is the most used means of transport. As for the cars the Toyota Hilux has won the battle. 90% of all cars in Laos are made up of these 4-wheel drive pickup trucks, for those who can afford to buy a car, obviously!
The highlight of the day (and even one of the highlights of the trip (so far)) is the Kong Lo cave. Our reception by the ticket salesman is very unfriendly, which surprises us, because mostly, the Laotian people are very nice. But ah well, there are always exceptions. After a few linguistic misunderstandings, in the end, we receive our entrance ticket and a small boat takes us upstream into the cave. The cave has moulded itself aboveground in the mountain wall. Over more than 7 kms we pass through huge galleries. Unfortunately, small motorboats are used, which will probably seriously damage the cave’s ecosystem. The only light we have comes from our torches, which contributes to the cave’s mystery.

Ban Khoun Kam

Ban Khoun Kam

Kong Lo grot / Kong Lo cave

Kong Lo grot / Kong Lo cave

Ban Khoun Kam

Ban Khoun Kam

We wagen ons daarna opnieuw tussen de locals in een songthaew; dit keer minder goederenvervoer, maar daarvoor hebben ze dan een extra houten bankje in het midden van de bestelwagen geplaatst. En raad eens wie gedurende 3 uur op die harde planken belandt ;-). Hier worden geen kotszakjes uitgedeeld. Het hoofd wordt gewoon naar buiten gedraaid… en klaar is Kees. Daarna zijn we tevreden dat we in Takhek op een gewone bus zullen kunnen overstappen. De mooie bussen die er klaar staan zijn echter niet voor ons bestemd. Ons wrak komt een uurtje later aangetuft en ze hebben de plaatselijke cowboy als chauffeur ingehuurd. Maar hij brengt ons min of meer veilig tot in het zuidelijke stadje Pakse, van waaruit we de koffieplantages en watervallen op het Bolavenplateau bezoeken. De Lao-koffie is heerlijk. Mocht je de kans krijgen dit zwarte goud te kunnen drinken, zeker doen!!

Afterwards we take our seats again amongst the locals on a songthaew; this time less carriage of goods, but they have put an additional wooden bench in the middle of the truck. And guess who gets to sit on the hard wooden plank for 3 hours ;-). No puke bags needed this time. They just put their heads outside… and done with it. After this ride we are happy to move to a normal bus in Takhek. Unfortunately, the nice busses that are waiting are not for us. Our wreck puffs in an hour later and apparently, they have hired the local cowboy as a driver. But he takes us more or less safely to the southern town of Pakse, from where we visit coffee plantations and waterfalls. Lao coffee is delicious. Should you ever get the chance to drink this black gold, seize the opportunity!!

Don Khone

Don Khone

En nu genieten we van een paar dagen rust op Don Khone, een van de vierduizend eilandjes van Si Phan Don in de Mekong. Het is bijna te warm om iets te doen, maar… we zijn op reis, dus hoeven we ook niets te doen :-).
Daarna maken we ons klaar voor Cambodja. De vraag is, Wouter, is Cambodja klaar voor ons!

And now we’re enjoying a few days of rest on Don Khone, one of the four thousand islands of Si Phan Don in the Mekong river. It’s almost too hot to do anything, but, hey, … we’re on holiday, so we don’t have to do anyting :-).
After that, we’ll be getting ready for Cambodia. Question is, Wouter, is Cambodia ready for us!

Foto 34

Thailand 2

Eerst en vooral wensen wij iedereen een prachtig 2014 toe!
First of all we’d like to wish you all a wonderful 2014!

Na 10 dagen in het koude België kijken we uit naar de warme zon in Zuidoostazië. Vanuit Brussel vliegen we opnieuw naar Bangkok, Thailand en komen weer thuis bij Joy in het U-Baan Guesthouse. Grote manoeuvers houden we er niet. We bereiden ons vooral voor op het verjaardagsfeestje van Joy van het guesthouse en plannen onze volgende etappes van de reis.
Op zondag 15 december mag Joy een streepje bijzetten op haar levenslijn. Je vraagt een vrouw niet hoe oud ze is, dus gaan we dat hier ook niet vermelden. Maar ze kijkt alvast uit naar haar 33e verjaardag volgend jaar. ’s Avonds maakt ze samen met haar zus haar familiespecialiteit klaar: ‘hot pot’ met kaas en ei en lekkere stukjes vlees op de grill. Met de andere reizigers in het hostel smullen we en Joy geniet zichtbaar van haar feest. Uiteraard ontbreken ook de nodige flessen ‘Singha’ en ‘Chang’ niet. Deze twee Thaise bieren zijn trouwens sponsors van Manchester United en Chelsea resp. Everton.

After 10 days in cold Belgium we are longing for the warm Southeastasian sun. From Brussels we fly to Bangkok, Thailand again and come home at Joy’s U-Baan Guesthouse. We don’t do much, though. We particularly prepare for Joy’s birthday party and plan our next stages of the trip.
On Sunday 15th December Joy can tick off another year on her life line. As you don’t ask a woman how old she is, we are not going to mention it here either. But she’s already looking forward to her 33rd birthday next year. In the evening she’s preparing her family speciality together with her sister: ‘hot pot’ with cheese and egg and delicious pieces of meat on the grill. With the other travelers in the hostel we tuck into the food and Joy is visibly enjoying it. Naturally, the necessary bottles of ‘Singha’ and ‘Chang’ are present. Actually, these two Thai beer are sponsors of Manchester United and Chelsea and Everton respectively.

Verjaardag / Birthday @ Joy's

Verjaardag / Birthday @ Joy’s

Op maandag zetten we koers naar het noorden en nemen de bus tot in Sukothai. Deze oude hoofdstad van het Suko-rijk herbergt een heel mooi, oud tempelcomplex, of toch de ruïnes ervan. We nemen fietsen bij onze herberg en trekken op pad. De 12 km naar de oude stad lijken veel langer op de oude tweewielers, maar wat beweging doet toch deugd. In de ruïnes in het noordelijke deel van dit stukje UNESCO-werelderfgoed pronken een paar oude Boeddhabeelden. Door de jaren heen zijn deze wat verweerd en dit geeft ze ook een heel ander uitzicht dan de gouden Boeddhabeelden waaraan we zo gewend zijn geraakt.
’s Avonds genieten we van Thaise keuken met Franse invloed. Wij eten anders aan straatkraampjes waar we ons steeds weer laten verrassen. Nu ligt onze slaapplaats iets buiten de stad en dus blijven we in het restaurantje. De Pad Thai en rode curry smaken iets verfijnder en de presentatie doet heel Europees aan. En dat laat zich dan ook in de prijs voelen. We betalen een goeie 2 euro per gerecht meer… Da’s dan toch al 5 euro ;-).

On Monday we head north and take the bus to Sukothai. This former capital of the ancient Sukothai kingdom houses a very nice, old temple complex; or at least the ruins of it. We take bikes at our inn and hit the road. The 12 kms to the old city seem to be longer on the old two-wheelers, but the exercise does some good. The ruins of the northern part of this UNESCO World Heritage site boast a few old Buddha statues. Through the years they have weathered and this gives them a totally different look than the golden Buddha statues, which we have got used to.
In the evening we enjoy Thai cuisine with a French touch. Otherwise we eat at food stalls in the streets, where we let us surprise over and over again. This time our place to sleep is a bit out of town and we stay at the restaurant. The Pad Thai and red curry taste more sophisticated and the presentation feels European. And that is reflected in the price. We pay over two euros per dish more… That’s some 5 euro’s more on the bill ;-).

Sukothai

Sukothai

Sukothai

Sukothai

Sukothai

Sukothai

In Changmai blijven we ook slechts 2 dagen. Ons aantal “Thailand-dagen” raakt stilaan op. Het is wel een leuke en levendige stad. Onze eerste avond lopen we door de gigantische avondmarkt in de nieuwe stad. Je kunt er dagen blijven ronddolen, maar als je 20 kraampjes hebt gezien, heb je ze ook bijna allemaal gezien. Terwijl we ’s anderendaags overdag door de oude stad dwalen van tempel naar tempel, dromen we al van onze Thaise massage in de late namiddag. In Changmai loopt een project waarbij vrouwelijke gevangenen worden opgeleid tot masseuse. En daar gaan we naartoe. Of dat was toch het plan. Als we er aankomen, blijken de openingsuren niet degene te zijn die wij in gedachten hadden en we staan voor een gesloten deur. Maar niemand zal ons vandaag van onze welverdiende massage houden, dus laten we ons in het massagesalon bij ons hostel onder handen nemen. Een mens beseft dan weer hoeveel spieren een lichaam wel telt ;-).

We only stay in Changmai for two days. Our amount of “Thailand days” is shrinking. It is a nice and lively town, though. Our first night we wander through the enormous evening market in the newer part of town. You can roam the place for days, but if you have seen two dozens of booths, you’ve almost seen them all. While we are strolling through the old town from temple to temple, we are dreaming of our Thai massage later in the afternoon. In Changmai there is a project through which female inmates are being educated to become a masseuse. And that’s where we are heading. Or at least that was our plan. When we arrive, the opening hours seem to differ from the ones we had in mind and we end up in front of a locked door. But no one is going to keep us from our well-deserved massage today, so we have our treatment at the parlour next to our hostel. One realizes again how many muscles there are in a human body afterwards ;-).

Changmai

Changmai

Changmai

Changmai

Changmai

Changmai

Onderweg naar de Laotiaanse grens stoppen we in de buurt van Changrai kort bij de witte tempel. Dit is meer een kunstwerk dan een tempel. Vreemd genoeg worden de muren binnen in de tempel futuristisch geschilderd en zie je Michael Jackson dansen op een planeet en verdedigt Keanu ‘The Matrix’ Reeves de wereld van op een ster.

On the way to the Lao border we make a short stopover at the white temple near Changrai. This looks more like a piece of art than a temple. Strangely enough the temple’s interior walls are painted futuristically and you can see Michael Jackson dancing on a planet and Keanu ‘The Matrix’ Reeves is defending the world on a star.

Witte tempel / White temple

Witte tempel / White temple

We naderen de Mekongrivier die hier de grens vormt tussen Thailand en Laos. In het grensplaatsje Chiangkong zullen we in principe per boot de grens oversteken. Aan de Laotiaanse kant van de rivier moet je dan je visum aanvragen als je voet aan wal zet. Groot is onze verbazing als de bus ons een goeie 10 km verder bij een nieuwe grenspost dropt. Er is een brug gebouwd over de Mekong, waar we nu de grens over moeten. Voor 35 dollar per stuk moeten we rustig wachten terwijl 5 douanebeambten onze visums uitreiken. Hiermee bedoel ik niet dat er 5 loketten zijn waar telkens 1 bediende voor je visum zorgt. De 5 bedienden hebben bij het opstellen en betalen van het visum elk een andere taak . Voor we de tuktuk naar Huay Xai op kunnen, moeten we echter nog 1 dollar ‘overtime fee’ (vergoeding voor te laat komen) betalen. Na 16 uur wordt dit aangerekend. Dit geeft dan toch 2 mensen 2 uur werk. De grens is maar open tot 18 uur. Elk land zijn gewoonte, zeker.

We are getting closer to the river Mekong, which forms the border between Thailand and Laos here. In the border village of Chiangkong we will be taking the boat to cross the border. At the Lao side of the river you have to apply for your visa as soon as you put your foot on land. We are, however, very surprised when the bus drops us some 10 kms at a new border post. A bridge has been built across the Mekong where we now have to cross the border. For 35 dollars each we have to be patient while 5 customs officers are preparing are visas. I don’t mean that there are 5 window offices where each time 1 officer issues your visa. Each of the 5 customs officers has his own job to prepare, issue and pay the visa . Before we can take the tuktuk to Huay Xai, however, we have to pay another dollar ‘overtime fee’ each. After 4 pm they charge this extra fee. At least it gives work to two people for two hours. The border is only open until 6 pm. Each country has its habits, I guess.

MYANMAR

1 (Medium)

Dit is zeker het geval na onze korte passage in het voormalige Birma. We moesten onze doortocht onderbreken door het onverwachtse overlijden van mijn vader, maar we komen zeker nog terug!
This is definitely the case after our short passage in former Burma. We had to cut our journey short because of the sudden death of my father, but we intend to come back some day.

We landen op vrijdag 22 november in Yangon (of Rangoon), de vroegere hoofdstad van Birma. Na de militaire machtsgreep in de jaren ’80 werd Naypyidaw de hoofdstad van het ‘nieuwe’ land Myanmar. Dachten we dat het al warm was in Bangkok, wel, dan doen ze er hier nog een schepje bovenop. Aan de uitgang van de luchtlaven bieden taxichauffeurs hun diensten aan. Voor 5 dollar brengen ze ons naar het centrum van de stad. Maar wij willen het zelf uitvissen en proberen het met de bus. Voor 0,70 dollar sjokken we met twee de stad in.
Als we met onze rugzak de bus opstappen, blijken we de enige buitenlanders te zijn die zich aan dit avontuur wagen, maar we voelen ons meteen welkom. Mensen maken plaats, zodat we de rit min of meer comfortabel kunnen beleven op een houten bankje. Een geluk dat we kunnen zitten, want na een paar “haltes” zit de bus vol. Kaartjes kopen hoeft niet. De ‘conducteur’ wringt zich telkens weer tussen de passagiers en haalt zo het geld op. Aan de open deur staat een tweede medewerker die afroept welke halte de volgende is en naar de mensen aan de halte geeft hij mee waar de bus naartoe gaat. Voor ons maakt het weinig uit, want we begrijpen de taal toch niet en we kunnen ook niet voortgaan op de nummers op de bus. Myanmar heeft namelijk ook eigen cijfers. De “haltes” zijn ook weer met een korreltje zout te nemen. Vaak stopt de bus zelfs niet helemaal en moet je op de rijdende bus springen. Dat geldt voor jong, maar ook voor oud.
Met hulp van medereizigers weten we waar wij moeten afstappen en na een uurtje verwondering landen we in het centrum van de stad en vinden we ons hostel. Omdat geen enkel (betaalbaar) hostel in Yangon werd aangeprezen, hebben we maar voor het goedkoopste gekozen en dat blijkt toch behoorlijk mee te vallen. De kamer is klein en heeft geen ramen, maar het is er proper. Toch is het wat vreemd dat de 3 jonge knapen die overdag de kamers poetsen ’s nachts voor de voordeur op de grond slapen. Wetten op kinderarbeid zijn hier blijkbaar nog niet in voege.

On Friday 22 November we land in Yangon (or Rangoon), the former capital of Burma. After the military take-over in the eighties Naypyidaw became the capital of the ‘new’ country Myanmar. If we thought it was hot in Bangkok already, they add a little extra over here. At the airport exit taxi drivers offer their services. For 5 dollars they take us into town. However, we want to figure it out ourselves and we go for the bus up the street. For only 0.70 dollars for the both of us we lumber to town.
When getting on the bus with our backpacks, we seem to be the only foreigners willing to undertake this trip, but we feel welcome straightaway. People slide over, so we can enjoy the ride more or less comfortably on a wooden bench. We are lucky we can sit down, as the bus is crammed after a couple of “stops”. You don’t need to buy a ticket. The ‘ticket inspector’ wriggles himself through the crowd and collects the money. At the open door there’s a second staff member calling at which stop we’re arriving and to the people on the street which way we’re heading. For us it doesn’t matter really, as we don’t understand a word he’s saying and we can’t read the numbers on the bus either as Myanmar has its own numbers. The “bus stops” also need to be taken with a pinch of salt. Often the bus doesn’t even stop completely and you need to jump on the moving bus. This applies for the young as well as the old people.
With a little help of fellow-passengers we know where to get off and after an hour of amazement we land in the city center and we find our hostel. Because no (affordable) hostel in Yangon was recommended, we choose the cheapest one and that turns out to be quite OK. The room is small and has no windows, but it’s clean. Nevertheless, it is quite strange to see the three boys that clean the rooms during the day sleep on the floor at the front door. Apparently the laws against child labour do not seem to work here yet.

Yangon

Yangon

Yangon is een leuke stad, dag en nacht verschil met Bangkok, maar heel gezellig. Er is nog heel wat werk aan straten, stoepen, gebouwen, maar wie maalt erom als je de hele dag hartelijk wordt begroet door de lokale bevolking. Het meest opvallende is dat niet enkel de vrouwen een rok dragen. Bijna alle mannen dragen een traditionele “longyi”, een lange rok.
Wat nog opvalt zijn de vrouwen en kindjes met gele crème op hun gezicht. Blijkbaar gaat het om een natuurlijk product dat de huid jong houdt, maar ook beschermt tegen de zon. Mannen gebruiken het ook, maar masseren de zalf goed in. Dat doen de vrouwen ook, maar de extra ‘bollen’ of ‘vierkantjes’ op hun gezicht zijn meer een schoonheidssymbool. Bij de kindjes biedt het extra bescherming aan hun tere velletje.
Ook hier vind je heel wat eetkraampjes op straat. Het eten is even lekker als in Thailand, maar nog goedkoper. Voor 1 euro eet je hier met twee een noedelsoep of rijst met kip. De tussendoortjes zijn heerlijk: allerhande pannenkoekjes, gefrituurde bananen, …
Naar Yangon kom je niet voor het grote aantal historische gebouwen of om je rekening shoppend leeg te plunderen, de ‘couleur locale’ in de kleine straatjes is overdonderend, net als in de rest van het land (of toch het deel waarvan wij tot nog toe mochten proeven).
Tijdens het slenteren kijk je wel best uit je doppen als je de straat wilt oversteken. Koning auto en prins scooter hebben altijd voorrang. Zelfs bij groen licht en op een zebrapad word je als voetganger van je sokken gereden als je niet oplet. ’t Is maar dat je ’t weet.

Yangon is a nice city, completely different to Bangkok, but very cosy. There is still a lot of work to be done on streets, footpaths, buildings, but who cares if you’re being greeted warmly by the locals the whole day through. Most striking is that not only women wear a skirt. Almost all men wear a traditional ‘longyi’, a long skirt.
Another thing that catches the eye are women and children with yellow cream on their faces. Apparently it concerns a natural product that keeps the skin young, but also protects against the sun. Men use it as well, but they rub it well in. Women do as well, but the additional “rounds” or “squares” on their faces are more of a beauty thing. With the children it’s an extra protection for their frail skins.
There are many food stalls on the streets here as well. Food is as delicious as in Thailand, but even cheaper. You can eat two bowls of noodle soup or rice with chicken for only 1 euro. The ‘snacks’ are very tasty as well: all kinds of pancakes, deep-fried bananas, …
You do not come to Yangon for the large amount of historical buildings or to strip your bank account shopping, the “local colour” in the small streets is overwhelming, as in the rest of the country (at least the part we could have a taste of).
During the strolling you’d better keep your eyes peeled if you want to cross the street. King car and prince scooter always have right of way over pedestrians. Even when the lights are green and walking on the zebra crossing you can get run over if you don’t watch out. Just so you know.

Birmaantje / little Birmese

Birmaantje / little Birmese

Longyi

Longyi

Volgens reisgidsen heeft de stad niet zo veel te bieden. Cultuur-historisch zal dat dan wel waar zijn, maar wij zijn het geenszins met deze stelling eens. Gewoon rondsloffen door de vele straatjes geeft je een onbeschrijflijk gevoel. Toch willen we ook het stadspark bezoeken. Je moet er dan wel toegang betalen (2.000 kyatt = 1,5 euro), maar het schijnt de moeite te zijn. Eens binnen in het park zien we een eerste casuaris (die we voor het laatst in Australië zagen); en daarna nog een paar. En we komen voorbij de kooi met gibbons. We blijken niet in het stadspark rond te slenteren, maar zijn in de zoo beland ;-). We maken van de nood een deugd en gaan wat diertjes bekijken. Naast de dieren blijken wij opnieuw de grote attractie. We mogen mee op de foto ;-). We zijn al heel lang niet meer in een zoo geweest, maar we kunnen ons moeilijk voorstellen, dat we dergelijke toestanden in Europa nog zouden zien. De kooien zijn niet altijd om over naar huis te schrijven; je komt heel dicht bij de kooien (je kunt de dieren bijna aanraken) en je kunt de dieren voederen. Er staan zelfs kraampjes die bananen en sla verkopen. Maar sommigen vinden het leuker om chips of popcorn in de bek van het nijlpaard te gooien of de gibbons wat te pesten…

According to travel guides the town hasn’t that much to offer. Cultural and historical that might be true, but we firmly disagree with this opinion. Just wandering around in the many streets gives you an unbelievable feeling. We want to visit the city park as well, though. You do have to pay an entrance fee (2,000 kyatt = 1.5 euros), but it should be worth it. Once in the park we see a first casuaris (that we last saw in Australia); and then a few more. And we pass a cage with gibbons. We appear not to be strolling through the city park; we ended up in the zoo ;-). We want to make the best out of it, though, and are going to see some animals in that case. Next to the animals we appear to be the main attraction. Quite some pictures of us are taken as well. We haven’t been in a zoo for a long time, but it’s hard to imagine that we would these conditions in Europe. The cages are nothing to write home about, you can get really close to the cages (you can almost touch the animals) and you can feed the animals. There are even booths that sell bananas and lettuce. But people find it nicer to throw crisps or popcorn in the mouth of the hippo or to tease the gibbons…

Zoo

Zoo

De grote attractie van de stad is het boeddhistische tempelcomplex Schwe Dagon, waar de ‘hoofdpagode’ door verschillende andere pagodes en tempels wordt omringd. De enorme gouden stupa waarin 8 haren van een Boeddha wordt bewaard schittert overdag in de zon en wordt ’s avonds prachtig verlicht.
Ik spreek inderdaad van “een” Boeddha, want de Birmanen hebben momenteel 4 verlichte Boeddha’s en verwachten nog een vijfde. Dit in tegenstelling tot de Thai die het moeten stellen met één.

The city’s main attraction is the buddhist temple complex of Schwe Dagon, where the “main pagoda” is surrounded by various other pagodas and temples. The enormous golden stupa, which holds 8 hairs of a Buddha, twinkles in the sun at daytime and is beautifully lit in the evening.
Indeed, I’m talking about “a” Buddha, as the Birmese have 4 enlighted Buddhas and expect a fifth one to come. As opposed to the Thai, who have to be satisfied with only one.

Schwe Dagon

Schwe Dagon

Disco Boeddha / Disco Buddha @ Schwe Dagon

Disco Boeddha / Disco Buddha @ Schwe Dagon

Na een paar ontspannende dagen in Yangon willen we onze rugzak naar Kinpun brengen, om de “Gouden Rots” te gaan bewonderen. Er bieden zich hiervoor verschillende mogelijkheden aan, van mooie autobus met aircon over 1e klas in de trein tot “ordinary class” (3e klasse) in de trein. Omdat we ook willen ‘beleven’ hoe de lokale bevolking zich verplaatst, kiezen we voor een 5 uur durende treinrit in “ordinary class”. Ons ticket afhalen levert alweer de nodige verwondering op. De loketten bevinden zich namelijk niet in het station, maar een goeie 5 minuten wandelen. Ik wil niet oneerbiedig klinken, maar als we het “ticket office” binnenlopen, valt onze mond werkelijk open. Laat onze NMBS-medewerkers maar eens twee dagen hier werken… Gedaan met staken, denk ik.

After a few relaxing days in Yangon we want to take our backpacks to Kinpun to go and see the “Golden Rock”. We have different possibilities to get there, from a nice aircon bus through a first class train seat to “ordinary class” (3rd class) in the train. As we want to “feel” how the local people travel we opt for a 5 hours train ride in “ordinary class”. Getting our ticket already brings us astonishment. The counters are not in the train station, but a five minute walk further down the street. I don’t want to sound disrespectful, but when entering the ticket office our mouths fell open with surprise. Have Belgian railway employees work here for two days… No more strikes, I think!

Treinloketten / Train ticket office

Treinloketten / Train ticket office

Als buitenlander kunnen we onze tickets enkel in dollar betalen, ongekreukte biljeten uiteraard !!! Dat levert ons eerst nog een wandelinkje naar een wisselkantoor op, want de brave bedienden hebben geen ‘dollarwisselgeld’. Uiteindelijk krijgen we met de glimlach onze treintickets voor 3 dollar per stuk. Op ons ticket staat het rijtuig en de zitplaats vermeld. Maar hoe we die gaan vinden… ach, we maken ons weinig zorgen.
’s Anderendaags zorgen we er wel voor dat we op tijd in het station aankomen. Alhoewel we al gehoord en gelezen hebben dat de treinen in Myanmar niet altijd op tijd vertrekken (waar hebben we dat nog gehoord?). Als we het station binnenstappen, vraagt een spoormedewerker onze tickets en roept zijn “hulpje”. De jongeman wijst ons niet enkel de juiste trein; hij begeleidt ons tot bij het correct rijtuig en toont ons zelfs onze zitplaatsen. En dat het ‘zit’plaatsen waren hebben we achteraf geweten. 5 uur lang zitten op een houten bankje… Net als op de bus vormen wij ook hier een speciale attractie, als enige buitenlanders.

As foreigners we can only pay in dollars, unwrinkled notes obviously!! That means a walk to an exchange office, as the clerks don’t have “dollar change”. Eventually we get our train tickets, 3 dollars a piece, with a smile. The carriage and seat is indicated on the ticket. But no idea yet how we will find it… ah well, we don’t worry too much.
The next day we make sure to be on time at the train station. Although we’ve heard and read that trains in Myanmar often do not leave on time (where have we heard that before ?). Upon entering the station, a railway employee asks for our tickets and calls his “help”. The young man doesn’t only show us the right train, he accompanies us to the correct carriage and even points us our seats. That it were “seats” we really experienced. 5 hours on a wooden bench… As on the bus we are a special attraction again, being the only foreigners.

Ordinary class

Ordinary class

De rit loont meer dan de moeite. Vooraleer de trein vertrekt, stappen verschillende ‘verkopers’ de trein op en prijzen luidruchtig loempia’s, maïs, visbrochetten, marcellekes, … aan. Als de locomotief zich op gang trekt, haasten ze zich weer naar buiten en de trein probeert zich op de rails te houden. Bij het optrekken voelt het alsof we op een boot zitten die tegen de golven vecht, maar eens op kruissnelheid (we denken zo’n 50 km/u) springen we over de rails. De zwoele wind strijkt onze haren (toch die van Lies), want ramen zijn er niet. En het landschap is weer moeilijk te vatten. Het best kom je zelf eens langs om ervan te genieten. De rijstvelden, de palm- en bananenbomen, de paaldorpen, het afval langs de sporen… Hadden we de ‘airconbus’ gekozen, hadden we dit alles moeten missen.
Bij elke tussenstop springen opnieuw verkopers op en af of ze komen gewoon langs de trein heen hun waar aanprijzen (geen vensters, hé). Honger of dorst hoef je tijdens deze rit geenszins te lijden. Na vijf uur over de sporen hobbelen en wiegen arriveren we in Kyaikityo, wat ongeveer wordt uitgesproken als “tsjitsjo”, wat het er niet makkelijker op maakt om te weten waar je bent. Van hieruit moeten we nog even de bus op tot in het dorpje Kinpun.

The ride is more than worth it. Before the train leaves, several ‘sales people’ hop on the train and loudly praise their products; spring rolls, corn, fish sticks, singlets, … When the locomotive heads for the exit they hurry out as the train is trying to keep on the rails. Upon accelerating it feels like being on a boat that’s fighting the waves, but once we’re on cruising speed (we think some 50 km/h) we’re jumping the tracks. A gentle breeze sweeps through our hair (at least Lies’), because there are no windows. The landscape is again hard to grasp. You’d better come and see it for yourselves to enjoy it. The rice paddies, the palm and banana trees, the pile villages, the waste along the tracks… Had we chosen the ‘aircon bus’, we would have all missed it.
At each stopover sellers are jumping on and off or they just come alongside the train (no windows, remember). You definitely cannot get hungry or thirsty during this train ride. After a 5 hour wobbly ride we arrive at Kyaiktiyo, pronounced something as “tsjitsjo”, which doesn’t make it any easier to know where you are. From here we have another short bus ride to the village of Kinpun.

Vanuit de trein / From the train

Vanuit de trein / From the train

Vanuit de trein / From the train

Vanuit de trein / From the train

De grote bezienswaardigheid hier is een enorme rotsblok die op een klif lijkt te balanceren (en er eigenlijk al lang had moeten afdonderen) en die helemaal met goudblaadjes is belegd. Na een welverdiende nachtrust trekken we de volgende dag onze stapschoenen aan een klimmen zo’n 3,5 uur richting rots. Het is een stevige wandeling langs een aardepad door kleine nederzettingen met voldoende ‘winkeltjes’. Deze weg is dan ook een populaire pelgrimstocht voor boeddhisten. Maar vandaag lijken we wel alleen onderweg. Tot we boven komen. Er leidt namelijk ook een asfaltweg tot onder aan de rots. Daar worden horden toeristen met bussen naar boven gebracht. Daarna is het schijnbaar nog een driekwartier klimmen tot bij de Gouden Rots. Maar wie dat niet ziet zitten, kan zich ook naar boven laten dragen in een zetel die door twee mannen wordt gedragen. Wie dat erover vindt, kan zelfs stappen, maar wel zijn bagage afgeven, zodat je daarmee toch al niet hoeft te sleuren.
Nadat we enorm van onze wandeling en de plaatselijke bevolking hebben genoten, worden we wat overdonderd door dit “massatoerisme” en als we als toerist dan ook nog eens 6 dollar toeristenbelasting (die rechtstreeks in de zakken van regeringslieden verdwijnt) moeten betalen voor het laatste stukje, hebben we het enigszins gehad. We besluiten het militaire regime niet te steunen en keren gewoon op onze stappen naar de jungle terug. Net als tijdens de beklimming worden we opnieuw door elk kind begroet met “hello” of “byebye”. Ze beleven er duidelijk plezier aan als we terugzwaaien. De jonkies worden zelfs door de ouders aangemoedigd. Het verleidt ons een paar keer om foto’s van de mensen te nemen, uiteraard nadat we het gevraagd hebben.

The big attraction here is an enormous boulder balancing on a cliff (it should have fallen of a long time ago) and completely covered with golden leaves. After a good night’s sleep we put on our walking boots and climb to the rock for about 3.5 hours. It’s a hearty hike along a dirt path through small settlements with more than enough “shops”. This path is a popular pilgrimage for Buddhists. But today we seem to be the only ones going up. Until we reach the top. There is also a concrete street going up to the bottom of the rock. Bus-loads of tourists are dropped here. From there it’s still a 45 minute walk up to the Golden Rock. If you don’t feel like doing that walk, you can have yourself carried up by two men. If you think that’s ‘over the top’, you can walk yourself, but have your luggage carried up.
After we have enjoyed our hike and the local people, we’re a bit overwhelmed by this “mass tourism” and having to pay another 6 dollars tourist tax (going straight into the pockets of government people) to walk the last part, we’ve kind of had it. We decide not to support the military regime and go back down through the woods. As on our way up, every child is greeting us with “hello” or “byebye”. They clearly enjoy it when we wave back. The kids are even encouraged by the parents. This tempts us a couple of times into taking pictures of the people, naturally after having asked first.

Naar de "Gouden Rots" / To the "Golden Rock"

Naar de “Gouden Rots” / To the “Golden Rock”

Gouden Rots / Golden Rock

Gouden Rots / Golden Rock

Net als in Thailand komen we hier heel wat boeddhistische monniken tegen. Hun gewaad heeft wel een andere kleur en ze lijken ons vriendelijker; of toch in ieder geval meer aanspreekbaar. Ze komen zelf op ons toe en testen even hun Engels.

As in Thailand, we see many buddhist monks here. Their robes have a different colour here and they seem friendlier, or at least more approachable. They even come up to us to practice their English.

Boeddhistische monnik / Buddhist monk

Boeddhistische monnik / Buddhist monk

Vanuit Kinpun willen we noordwaarts naar Kalaw met de bus. In Bago moeten we overstappen en zitten we zo’n 7 uur vast. We maken van de gelegenheid gebruik om ons op scooters naar de verschillende pagodes en tempels in en rond de stad te laten gidsen. In Bago is een van de grootste kloosters van Myanmar. Om 11 uur wonen we er de ‘ceremonie’ voor het middagmaal bij. Zo’n 800 monniken sloffen 1 na 1 voorbij richting eetzaal, waar ze hun maaltijd worden aangeboden door een familie (elke dag offert een andere familie). Na een half uur zijn alle monniken de revue gepasseerd en kunnen ze aan tafel. Als ramptoeristen gaan we even kijken hoe ze in stilte hun middagmaal verorberen, terwijl de hoofdmonnik bidt voor de familie die hen het maal schenkt.

From Kinpun we want to head north to Kalaw by bus. In Bago we have to change and we are stuck for some 7 hours. We seize the opportunity to visit the various pagodas and temples. Our guides take us to them on scooters. In Bago you find one of the biggest monasteries in Myanmar. At 11 o’clock we attend the ‘ceremony’ for lunch. Some 800 monks shamble past one by one to the dining room, where they are offered their meal by one family (each day another family donates the meal). After half an hour all monks have passed by and they can take their seats at the tables. As disaster tourists we go and watch them eat lunch in silence, while the head monk is praying for the family offering the meal.

Bago: monniken op weg naar eetzaal / monks going to dining room

Bago: monniken op weg naar eetzaal / monks going to dining room

Bago: monniken aan het eten / monks at lunch

Bago: monniken aan het eten / monks at lunch

Daarna bezichtigen we verschillende tempels en het grootste “liggende Boeddha” beeld van Myanmar. We bezoeken er ook een “fabriekje” waar sigaren worden gerold. 7 vrouwen zitten in een kleine ruimte te werken en verdienen 3 dollar per dag om 1.000 sigaren te rollen. Dat werk doen ze een maand aan een stuk, daarna hebben ze een maand “vrij”. Ze slapen en leven 1 maand lang in diezelfde ruimte.
Hoewel ze bijna niets verdienen en de omstandigheden waarin ze werken niet iets voor ons zou zijn, worden we hartelijk ontvangen en krijgen we een middagmaal aangeboden.

After that we go and pay a visit to the different temples and the biggest ‘reclining Buddha’ statue in Myanmar. We also visit a small “cigar factory”. 7 women sit and work in a small room earning 3 dollars a day to roll 1,000 cigars. They do that job for one month, after which they are off for one month. They work, eat, sleep and live in the same room for one month.
Although they almost earn nothing and their working conditions are bad, we are welcomed with a warm smile and we are offered lunch.

Bago: grootste liggende Boeddha (93 meter) / biggest reclining Buddha (93 meters)

Bago: grootste liggende Boeddha (93 meter) / biggest reclining Buddha (93 meters)

Bago: sigarenfabriekje / small cigar factory

Bago: sigarenfabriekje / small cigar factory

In Kalaw regelen we een driedaagse trektocht in het guesthouse waar we verblijven. De “Golden Lily” prijst zichzelf enorm aan (‘recommended by Lonely Planet’ en blablabla), maar wij kunnen het niemand aanbevelen. De Indische eigenaars zien graag de kleur van geld, maar veel meer hoef je ook niet te vragen.
In Myanmar is het nog steeds moeilijk om met de buitenwereld te communiceren. Gsm-verkeer is uitgesloten en internet is maar beperkt beschikbaar. Als we van Zwitserse medereizigers horen dat er wi-fi beschikbaar is in de buurt, gaan we er op af. Het is namelijk al enige tijd geleden dat ik nog wat geblogd heb. Nog voor ik maar enige letter kan posten, bereikt ons echter het verschrikkelijke nieuws dat mijn vader de dag voordien geheel onverwacht is gestorven.
We starten met een heel dubbel gevoel aan onze wandeling, maar de mensen met wie we samen stappen, zijn schitterend en we hebben de beste gids die we ons maar kunnen wensen. We trekken door de jungle, via rijst- en theevelden van dorp naar dorp, waar we kennismaken met verschillende lokale stammen. We hebben zelfs het geluk een huwelijk te mogen bijwonen. We worden door de vader van de bruidegom in zijn huis uitgenodigd en krijgen eten, thee en sigaren aangeboden. We overnachten een keer bij een familie in een dorp en een keer in een oud klooster, waar we van een schitterende zonsondergang en leuk gezelschap kunnen genieten met een sigaartje en wat … rum.

In Kalaw we book a three-day trekking at the guesthouse where we are staying. The “Golden Lily” recommends itself (‘recommended by Lonely Planet’ and blahblahblah), but we wouldn’t recommend it to anybody. The Indian owners like the colour of our money, but don’t ask them for anything more.
In Myanmar it’s still hard to communicate with the outside world. No cell phone traffic and internet is only partially available. When Swiss co-travellers tell us that there is wi-fi in a hotel nearby, we go for it. It has been a while since we’ve put something on the blog. But before I can even post 1 letter, we get the devastating news that my father has passed away.
We begin our hike with mixed feelings, but the people joining us are great and we have the best guide ever. We go through the jungle, along rice and thee fields from village to village, where we meet different local tribes. We even have luck to attend a wedding. The father of the groom invites us into his home and offers us food, tea and cigars. We once spend the night with a local family and once in an old monastery, where we enjoy a beautiful sunset and good company up the hill with a cigar and some… rum.

Kalaw trekking

Kalaw trekking

Kalaw trekking

Kalaw trekking

Kalaw trekking

Kalaw trekking

Kalaw trekking: de bende van zes / gang of six

Kalaw trekking: de bende van zes / gang of six

Daarna is het helaas tijd om het voormalige Birma te verlaten. “Helaas” vanwege het vroegtijdige afscheid, van Myanmar, maar vooral van pa! Rust zacht!

Then, regrettably, it’s time to leave former Burma. “Regret” because we have to say goodbye prematurely to Myanmar, but especially to dad! Rest in peace!

PS: Later vandaag meer foto’s onder “Foto’s > Myanmar” / Later today more pictures under “Foto’s > Myanmar”

ISTANBOEL – THAILAND (deel 1) / ISTANBUL – THAILAND (part 1)

Dit stukje reisverslag werd 2 weken geleden geschreven, maar door omstandigheden zat er wat vertraging op de blog. Met wat geluk deze week 2 verslagen!
This part of our travel tales was written two weeks ago, but owing to certain circumstances there has been some delay in blog postings. But we’ll try and spoil you with two postings this week!

Zaterdag 2 november: We verwachten eigenlijk een saaie busrit van Yerevan naar Istanboel, maar we komen bedrogen uit. De rit duurde dan wel 36 uur, maar het was allesbehalve vervelend. We zijn de enige Engelssprekenden. En ik bedoel letterlijk de enige, zelfs de busbegeleidster spreekt er geen, evenals al onze medereizigers. We stappen op een oude(re) sovjetbus en zodra de wielen in beweging komen, wordt een film opgezet. Het blijkt later de Turkse versie van “Thuis” te zijn. Het programma wordt echter in het Russisch gedubd. Vreemd genoeg gebeurt het dubben van alle personages door een en dezelfde zagerige mannenstem. Omdat iedereen het toch goed zou kunnen volgen wordt het volume voldoende luid gezet… En dat voor de volle 36 uur. Gelukkig hebben wij oordopjes bij. Onze eerste tussenstop is net voor de Georgische grens. Men maakt ons duidelijk dat we eerst gaan eten voor we de grens over gaan. Wij verheugen ons al op een stevig maal in een wegrestaurant. We gaan echter een soort kantine binnen en iedereen blijkt zijn eigen picknick bij te hebben – Uit sporttassen komen allerhande tupperwaredoosjes met allerlei groenten, fruit, beleg… tevoorschijn. Wij drinken dan maar een koffietje/cola en halen een Snickers in het kleine winkeltje.
We lopen te voet met onze baggage van de Armeense naar de Georgische grenspost. De bus rijdt leeg voorbij de douaneposten en wordt daarna nog volledig gescand. En dan gaat het verder door Georgië richting Turkse grens, waar we om 4 uur ’s morgens opnieuw moeten afstappen en te voet de grens over gaan. Voor de rest verloopt de rit rimpelloos tot er een of andere discussie tussen de busbegeleidster en enkele passagiers ontstaat. We hebben er geen idee van waarover het gaat, maar de discussie overstemt de dubstem van het feuilleton (waarvan nu waarschijnlijk aflevering 53 aan de gang is), wat een aangename verpozing biedt. Plots wordt blijkbaar ook nog over iets gestemd… handjes in de lucht voor en tegen… God mag weten waarover.

Saturday 2 November: we actually expect a dull bus ride from Yerevan to Istanbul, but we get more than we bargained for. The ride took us 36 hours, but it was not dull at all. We are the only English speaking people. And I mean literally the only ones, even the bus hostess doesn’t speak English and neither do our co-travellers. We get on an old(er) sovjet bus and as soon as the wheels get turning a movie is started. Later it turns out to be the Turkish version of “Neighbours”. However, the programme is being dubbed in Russian. Strangely enough the dubbing of all characters is done by one annoying male voice. Making sure everybody can follow the soap series the volume is turned sufficiently loud… for the next 36 hours. Luckily we have our earplugs with us. Our first stopover is just before the Georgian border. They try to make it clear to us that we are first going to eat something before we cross the border. We are already looking forward to a decent road house meal. Instead of a road house we enter a sort of a canteen and it turns out everybody has brought their own food – all sorts of Tupperware boxes filled with all kinds of vegetables, fruit, fillings… emerge from sporting bags. We end up drinking coffee/coke and having a Snickers from the nearby small shop.
We walk with our luggage from the Armenian to the Georgian border post. The bus drives empty through customs and gets scanned completely. And then we head through Georgia for the Turkish border, where we have to get off the bus again at 4 o’clock in the morning and walk across the border again. The rest of the ride goes smoothly, until some discussion starts between the bus hostess and some passengers. We absolutely have no clue what it is about, but the discussion drowned the dub voice from the soap series (of which probably the 53th episode was playing), which was kind of a relief. And suddenly there seems to be a voting over something… hands raised in favour and against… God knows what it’s all about.

Als we in Istanboel aankomen, kan noch de begeleidster noch de buschauffeur ons zeggen waar we ergens zijn. De bus moet zo snel mogelijk weer weg, net als alle andere passagiers en nog geen 5 minuten later, staan we alleen op een stoep ergens in de Turkse miljoenenstad. De eigenaar van een pizzazaak helpt ons gelukkig verder en we nemen de bus naar de jeugdherberg in de buurt van het Taksimplein. Het wordt alvast een heel andere manier van reizen. Na 2 maanden gezellig rondkarren met ons eigen huis, gaan we nu voor 4 maanden rondtrekken met de rugzak. Overnachten doen we in jeugdherbergen.
Onze twee resterende dagen in Istanboel brengen we vooral op straat door, genietend van de zon. We wandelen kriskras door de enorm grote, maar gezellige stad, de kleine steegjes, de bazaar, van moskee naar moskee. Voorlopig bezoeken we enkel de “Blauwe moskee” en de mausoleums van verscheidene sultans (en familie) bij de Aya Sofia. We eten er onze voorlopig laatste kebab en nemen het vliegtuig richting Thailand.

Upon arrival in Istanbul neither the bus hostess nor the bus driver can tell us where we are. The bus has to leave as quickly as possible, as do all other passengers. Not even 5 minutes later, we are alone on the footpath in the metropolis. Luckily the owner of a pizza restaurants helps us out and we take the bus to the youth hostel near Taksim square. It will definitely be another way of travelling. After two months of cruising with our own home, we’ll be backpacking for four months and sleeping in hostels.
Our two remaining days in Istanbul we spend mostly on the streets, enjoying the sun. We walk criss-cross through the very big, but lovely city, the small alleys, the bazars, from mosque to mosque. For the time being we only visit the “Blue Mosque” and the mausoleums of different sultans (with family) at Aya Sofia. We eat our last kebab for now and take the plane to Thailand.

Istanboel- Blauwe moskee / Istanbul - Blue Mosque

Istanboel- Blauwe moskee / Istanbul – Blue Mosque

Istanboel - Bazaar / Istanbul / bazar

Istanboel – Bazaar / Istanbul / bazar

Istanboel / Istanbul

In de hoofdstad Bangkok checken we in U-Baan Guesthouse in, waar we hartelijk worden verwelkomd door de altijd vrolijke Joy. Onze eerste taak is een visum voor Myanmar (het vroegere Birma), ons volgende reisdoel, aanvragen. Dat gaat eenvoudig en vlot in de ambassade. Er staan heel wat kandidaten in de rij, maar het gaat lekker vooruit. Twee werkdagen later mogen we onze visa komen ophalen. Dat wordt dan volgend week dinsdag. We hebben dus voldoende tijd om van Bangkok te proeven.
De moskeeën uit Istanboel worden hier vervangen door boedhistische tempels. Op elke hoek van de straat vind je er wel een. Onmogelijk om ze allemaal te bezoeken. Bangkok is net als Istanboel een enorm grote stad. Toch wagen we ons eraan om de stad te voet te verkennen. En het loont. We komen op onze wandelingen weinig andere toeristen tegen. De hele stad lijkt wel een markt te zijn. In elke straat staan alle mogelijke verkoopstalletjes op de stoep: kleren, schoenen, uurwerken, gsm’s, fruit, groenten, … en natuurlijk de vele eetkraampjes, waar je telkens weer iets anders, en steeds heerlijks, kunt proeven, voor weinig geld, de hele dag door… Noedelsoep met kip, noedels met varkensvlees, rijst met rundsvlees, noedelsoep met varkensvlees, rijst met kip, … We hebben er wel telkens het raden naar wat we bestellen. We krijgen immers zelden het gerecht geserveerd dat we denken te hebben besteld. En natuurlijk vallen de boedhistische monniken op in het straatbeeld. Gekleed in een oranje gewaad, kortgeschoren of kaal, vaak blootsvoets…

In the capital Bangkok we check in at U-Baan Guesthouse, where we receive a hearty welcome from always-happy Joy. Our first job here is to apply for visas to Myanmar (former Burma), our next travel stop. It goes easy and fast at the embassy. There are quite a few people queueing, but the embassy staff are doing a nice job. Two working days later we can come back to collect our visas. That will be next week on Tuesday, so we have plenty of time to get a taste of Bangkok.
The mosques of Istanbul are being replaced by Buddhist temples. You find one on every corner, so it’s impossible to visit them all. Just like Istanbul, Bangkok is a huge city. But we’ll try and explore the city on foot anyway. And it’s more than worth it. We hardly encounter any other tourists. The whole city seems to be a market. You find all kinds of stalls on the footpaths in every street: clothing, shoes, watches, cell phones, fruit, vegetables,… and of course the many food stalls, where each time you can taste something different, and each time delicious, the whole day through and inexpensive: Noodle soup with chicken, noodles with pork, rice with beef, noodle soup with pork, rice with chicken,… However, we never know what we are ordering. Rarely we get the meal we thought we had ordered. And of course, there are the Buddhist monks colouring the streets, dressed in an orange gown, close-clipped or bald, often barefeet…

Bangkok (Lumpiri park)

Bangkok (Lumpiri park)

Bangkok - Boeddha / Buddha

Bangkok – Boeddha / Buddha

Bangkok

Bangkok

Bangkok

Bangkok

Het is hier wel even aanpassen aan de mentaliteit na onze reis door de Kaukasus. Waren de mensen daar nog oprecht vriendelijk en wilden ze even kort een praatje maken, dan moet je hier in Thailand telkens weer op je hoede zijn als iemand je vriendelijk begroet of aanspreekt. Je kunt er donder op zeggen dat ze je portemonnee op de een of andere manier zullen proberen lichter te maken. Ook bij een ritje met de taxi moet je ervoor zorgen dat de taxichauffeur de meter aanzet bij vertrek. Spreek geen vaste prijs af, want dan weet je op voorhand dat je te veel betaalt, ook al blijven die prijzen nog “schappelijk” naar Europese normen.
Tot twee keer toe belanden we in een protestmars. Blijkbaar staat het parlement op het punt om een “amnestiewet” goed te keuren, maar daar is een groot deel van de bevolking het niet mee eens en dat hebben we geweten. Blijkbaar is de voormalige premier van Thailand veroordeeld wegens corruptie en fraude en zit hij in de gevangenis. Naar ’t schijnt probeerde hij ook het koningshuis aan de kant te schuiven De huidige premier, broer van de vorige, heeft zijn politieke kompanen zo ver gekregen een wet goed te keuren die amnestie verleent aan fraudeurs. Op die manier zou de voormalige premier op vrije voeten komen. En daar zijn niet alle Thai het mee eens. Er zijn heel wat betogingen en toespraken en die staan dus ook al op ons reispalmares :-).

We do have to adjust to the mentality here after travelling the Caucasus. The people there were genuinely friendly and wanted to have a chat with you, just to have a chat. Here in Thailand you have to be on your guard when someone greets or addresses you friendly. You can almost be certain they want to help you get your wallet lighter. That goes for taxi rides as well. You need to make sure the driver puts on the meter. Do not agree on a fix price, because then you know beforehand that you get ripped off, although prices remain “reasonable” to European standards.
Twice we end up in a protest march. Apparently, parliament is on the verge of approving an “Amnesty bill”, but a large part of the population does not agree with it. Apparently, the former Thai prime minister has been convicted for corruption and fraude and he’s in prison. It seems he also tried to overthrow the royal family. The current prime minister, the brother of the former one, has convinced his political mates to pass a bill granting amnesty to frauds. That way the former prime minister would be released from prison. And many Thai disagree with this bill. There are a lot of protest marches and speeches, and we can add these to our travel records :-).

Bangkok protest

Bangkok protest

Na 5 dagen in de grootstad doet het deugd op het eilandje Ko Chang aan te meren. Nadat we met de nachtbus naar het zuiden zijn gereden, varen we met een “long-tail” boot naar onze rustige bestemming. En neem die rust maar in de breedste zin van het woord. We zijn er nog net voor het toeristische seizoen echt van start gaat. Maar dat blijft hier sowieso binnen de perken. Er is geen accomodatie voor massatoerisme. Een tiental “resorts” met een elk een tiental bungalows. Wij logeren in Crocodile Rock (what’s in a name) in een bamboebungalowtje met een fenomenaal uitzicht op de baai, hangmatje op het terras, elektriciteit enkel van 6 tot 10 ’s avonds, geen internet (geen op het hele eiland (toch geen wi-fi)) en de vrouw des huizes is een fantastische kok. We spoelen de gedachte dat het in België toch al wat kouder wordt van ons af met warm zeewater en laten dat verdampen op het zwarte strand.
Dit eiland in het zuid-westen van Thailand (“klein Ko Chang”, want in het noord-oosten is er een grotere naamgenoot) is echt een aanrader voor wie er eens echt uit wil zijn en tot rust wil komen. Tot rust komen doen wij ook wandelend. Daarom gaan we even de benen strekken in de jungle, tussen de palmen en de bananenbomen. Na 2,5 uur stappen denken we dat we dat de cirkel bijna rond is en wij bijna terug aan onze bungalow zijn. Nog even doorbijten en dan een welverdiend pintje. Dat is echter buiten de kliffen en rotsen gerekend, waar onze wandelweg plots een einde krijgt. Een plaatselijke bewoner laat ons weten dat er geen volledige rondgang via het strand of door het woud is. Ons laatste halfuurtje wordt zo met 2 uur verlengd, want we mogen het hele stuk terug, waarbij we nog eens een tropisch regenvlaagje over ons heen krijgen. We zijn net voor donker thuis. Ja, ook hier is het “winter”. ’t Is te zeggen avond valt vroeg en rond 17.30u wordt het donker.

After 5 days in the big city it’s nice to run ashore on the small island of Ko Chang. After we drove side by nightbus, we sail by “long tail boat” to our peaceful destination. And you can’t take that peace in the broadest sense of the word. We have arrived just before tourist season kicks off. But even then it remains quiet here. There is no accommodation for mass tourism. A dozen of “resorts” with each a dozen of bungalows. We stay at Crocodile Rock (what’s in a name) in a bamboo bungalow with a phenomenal view at the bay, hammock on the porch, electricity only from 6 to 10 pm, no internet (none on the whole island (at least no wi-fi)) and the lady of the house is a fantastic cook. We wash of the thought of the weather getting colder in Belgium with some warm seawater and let it evaporate on the black beach.
This island in the south-west of Thailand (“small Ko Chang”, as there is a bigger namesake in the north-east) is highly recommended for those looking to really have a peaceful break. We do that hiking. That’s why we go and stretch our legs in the jungle, amongst palm and banana trees. After 2.5 hours we think we’ll finish the loop shortly and arrive at our bungalow. Just a bit further and then a well-deserved beer. However, that is without taking the cliffs and rocks into account, at which point our hike comes to an end. A local tells us there’s no way to pass here, that there is no loop around the island. So our last half hour is extended by two hours as we have to walk all the way back, during which time we can ‘enjoy’ a tropical rainshower. We’re home just before dark. Yes, it’s also “winter” here, i.e. dusk comes early and it gets dark around 5.30 pm.

Longtail boot naar Ko Chang / Longtail boat to Ko Chang

Longtail boot naar Ko Chang / Longtail boat to Ko Chang

Ko Chang: Room with a view

Ko Chang: Room with a view

Ko Chang

Ko Chang

Op zaterdag 16 november stappen we met weemoed opnieuw op een longtail boot die ons anderhalf uur later weer op het vasteland zal afzetten. (We willen op zondag weer in Bangkok zijn waar het jaarlijkse lichtfestival “Loi Krathong” zal plaatsvinden.) Bij een longtail boot ligt de schroef een stuk achter de boot in het water en de boot heeft weinig diepgang. Hierdoor vaart men bijna tot op het strand om mensen af te zetten of op te pikken. Je zou denken dat de schippers, die waarschijnlijk al honderden keren rond het eiland zijn gevaren, de zee en de kust op hun duimpje kennen. Waarom de onze dan weer niet? Blijkbaar kent hij het stukje waar iemand op het strand staat te wachten toch iets minder en hij vaart zich vast op de rotsen in het ondiepe water. Maar geen nood, we moeten enkel wachten op vloed om weer los te raken ;-). Twee uur later is het zo ver. Langzaam tilt het opkomende zeewater de boot van de rotsen en we kunnen weer verder. We hadden voor ons vertrek op het eiland al zitten denken hoe we de uren tussen het aankomen in Ranong (vasteland) en het vertrek met de nachtbus zouden doorbrengen… Probleem opgelost ;-). Dat we ooit eens terugkomen naar dit paradijs staat nu al vast :-).

On Saturday 16 November we’re sad to leave the island, but we get onto a longtail boat again which will drop us on the mainland 1.5 hours later. (We want to be in Bangkok on Sunday, where the yearly light festival “Loi Krathong” takes place.) A longtail boat has its propeller a bit behind the boat and the boat only has a shallow draught, which makes it easier to sail close to the beach to drop off or pick up people. One would think that the skipper, who have probably sailed around the island hundreds of times, knows the sea and the coast like the back of his hand. Why doesn’t ours? He doesn’t seem to know the part of the coast line where someone is waiting on the beach to be picked up and we get stuck on the rocks in the shallow water. No worries, though, we only need to wait for high tide to get going again . And about two hours later the seawater starts lifting us up from the rocks and we’re sailing again. Before we left the island we had been pondering about how to spend our time at Ranong (mainland) between arrival and bus departure… Problem solved ;-). For sure, we will come back to this peace of paradise some day.

Ko Chang : vastgelopen voor de kust / stuck on the rocks

Ko Chang : vastgelopen voor de kust / stuck on the rocks

Op zondag heeft Joy (van U-Baan Guesthouse) de namiddag georganiseerd, zodat iedereen die wil het lichtfestival kan bijwonen en beleven. Het is de bedoeling de rivier Mae Nam Chao Phraya die door Bangkok stroomt stroomopwaarts te varen en bij valavond terug te varen tussen de lichtjes op de rivier. Voor we aan het feest kunnen beginnen, laat de ferryboot het tot twee maal toe afweten. Het is ons duidelijk niet gegund om dit weekend een boot te nemen. We worden door een andere boot voortgesleept en mogen op een andere overstappen.
Bij dit lichtfeest worden bloemstukjes met kaarsen en wierook op het water gezet en papieren lampionnen gaan de in de lucht in. Bij het te water laten of bij ‘vertrek’ van de lampion mag je een wens doen. De wind vormt een spelbreker voor de kaarsjes op de bloemstukken, maar daar hebben de brandende lampionnen dan weer geen last van. De honderden opstijgende lichtjes vormen een mooi spektakel en de hele stad lijkt in een roes. ’s Avonds varen nog versierde lichtboten de rivier op. Het lijkt wel de Love Parade op het water ;-).

On Sunday, Joy (from U-Baan Guesthouse) has organised the afternoon, so everyone at the hostel can attend and experience the light festival. We take the ferry boat up the river Mae Nam Chao Phraya that runs through Bangkok. We intend to take the boat back downstream to sail amongst the candle lights on the river. Before we can start celebrating, the ferry boat lets us down twice. It’s obviously not our weekend to take a boat. Another boat tows us to the quay and we have to get onto another one.
During the light festival flower bouquets with candles and incense are put on the water and paper lanterns go up in the air. When putting the bouquet in the water or letting go of the lantern you can make a wish. The wind kind of spoils the party for the candles on the water, but the burning lantern don’t seem to care. Hundreds of lights are blowing in the wind, bringing a nice spectacle and the whole city seems to be in a rush. In the evening decorated, illuminated boats sail the river. It’s like the Love Parade on water ;-).

Bangkok : Luang Krapong

Bangkok : Loi Krathong

Bangkok : Loi Krathong

Bangkok : Loi Krathong

Bangkok : Loi Krathong

Bangkok : Loi Krathong

Na de jungle van Bangkok willen we wel eens de echte wildernis in en boeken een tochtje door de jungle van het nationale park Khao Yai. We worden eerst begroet door een troep gibbons die hoog tussen de takken slingeren. Daarna fladderen neushoornvogels hoog boven het bladerdek. Fladderen is misschien niet onmiddellijk het juiste woord. Als de vogel zijn vleugels (spanwijdte meer dan 1,5 meter) spreidt, klinkt het meer als de roterende wieken van een helikopter. De schorpioenen laten zich vandaag niet zien. En ook de krokodillen en de olifanten, beide bedreigde diersoorten, nemen een rustdag, maar vlinders, slangen, verscheidene hagedissen en makaken maken veel goed. Het is en blijft de natuur. Geen gsm-nummer om snel even een afspraak te maken. De tweede dag is veel rustiger: zwemmen aan een bron, slenteren tussen de kraampjes van een lokaal marktje bezoeken, een tempel bezoeken met wat uitleg over het boedhisme, kiekjes nemen van een boedhistische tempel in een grot en als hoogtepunt een bezoek aan “bat cave”. Bij valavond zoeken meer dan 1 miljoen vleermuizen hun weg uit een grot op zoek naar eten. Als een lange slang kronkelen ze zich ruisend boven onze hoofden. Bijna een half uur lang is er een uitgaande stroom van hongerige diertjes.

After the jungle of Bangkok we want to see the real wilderness and we book a tour through the jungle of Khao Yai National Park. First we are welcomed by a group of gibbons swinging around high in the trees. After that hornbill birds are fluttering high above the foliage. Although, fluttering might not be the right word. When this bird spreads his wings (wingspread over 1.5 meters), it sounds like the rotating blades of a helicopter. The scorpions hide away and also the crocodiles and the elephants (both endangered species) are having a day off, but butterflies, snakes, different kinds of lizards and macaques make up for it. It remains nature. No cell phone number to quickly make an appointment. The second day is much more relaxed: swimming at a natural source, strolling at a local market, visiting a temple with some explanation about Buddhism, taking pictures of a Buddhist temple in a cave and the highlight of the day is a visit to “bat cave”. At dusk over a million of bats find their way out of the cave in search of food. As a long snake they writhe rustling above our heads. Almost for half an hour there is an outgoing stream of hungry animals.

Khao Yai: slang / snake

Khao Yai: slang / snake

Khao Yai: Makaak met jong / Macaque with cub

Khao Yai: Makaak met jong / Macaque with cub

Khao Yai: Waterval uit film 'The Beach' / waterfall from movie 'The Beach'

Khao Yai: Waterval uit film ‘The Beach’ / waterfall from movie ‘The Beach’

Tot zover ons eerste deeltje Thailand. We zijn heel benieuwd wat Myanmar ons zal brengen. Medereizigers zijn alvast heel enthousiast. Enig nadeel… voor jullie… wi-fi is bijzonder traag, dus we verdwijnen voor een goeie 3 weken van de radar. Op 15 december worden we opnieuw bij Joy in Bangkok verwacht. Als we haar verjaardagsfeest overleven, vertellen we kort daarna meer over het voormalige Birma.

And that’s it for our first part of Thailand. We are very curious about what Myanmar will brings us. Co-travellers are really enthusiastic about it. Only disadvantage… for you… wi-fi is extremely slow, so we’ll be off radar for over 3 weeks. On 15 December we are expected to be back at Joy’s in Bangkok. If we survive her birthday party, we’ll tell you all about former Burma shortly afterwards.

Azerbeidjan / Azerbaijan

Na de Armeens-Georgische grens drukken we het gaspedaal opnieuw diep in. We willen proberen ook vandaag nog de grens van Azerbeidjan over te steken. Het lukt ons niet voor donker, maar we raken wel aan de grens in het noord-westen van het land. Op een stoffige weg staat een lange rij wagens stil en wij gaan achteraan aansluiten. Op dat moment rijdt een wagen ons en de hele wachtende rij voorbij. Het is ons niet duidelijk waarom er zo’n lange rij staat en er toch een wagen voorbijrijdt. We proberen na te vragen en een vriendelijke jonge Azeri gebaart ons verder te rijden; en halverwege de lange rij doet een Georgiër net hetzelfde. De rij begint net voor een brug die naar de Georgische grenspost leidt. Net over de brug worden we gestopt door zwaailichten. De douanier wil ons duidelijk maken dat we achter in de rij moeten gaan aanschuiven, maar op dat moment laat ons beetje Russisch en gebarentaal ons in de steek. Na wat gekkebekken mogen we doorrijden en hebben we onszelf gespaard van een paar uur wachten.
De Azerische controle is de strengste tot nog toe. Ook is het niet duidelijk wat er waar moet gebeuren. Na onze pascontrole worden we doorverwezen naar de bagage controle. De auto’s en bestelwagens parkeren zo maar wat en iedereen probeert wel iedereen voor te steken. Ik heb opnieuw het geluk dat geen enkele controlerende beambte Engels of Duits spreekt. Gelukkig wordt de bagage van een Azeri die in Duitsland woont gecontroleerd. Hij is duidelijk op zijn gemak en tolkt voor mij en een gezapige militair. Daarna gaat het verder naar een volgende post waar we (opnieuw) een verzekering moeten afsluiten en wegentax betalen. In de wirwar worden we opnieuw geholpen door militairen, die ons eerst heel streng aankijken, maar kordaat helpen zodat wij sneller worden geholpen. We krijgen een bewijs dat we met twee personen het land in mogen. Dat bewijsje ziet er uit als een bierbonnetje op een fuif dat al door vele handen is gegaan. Dat moeten we afgeven aan de soldaten ietsje verder. Daarna worden de poorten tot het land geopend, letterlijk.
Passed the Armenian-Georgian border we step on the gas pedal again. We want to try and cross the Azeri border today as well. We don’t succeed in reaching it before dark, but we do get to the border in the northwest of the country. On a dusty road a long queue of cars has built up and we get in line at the end of it. At that point a car passes us and the other queuing cars. It’s not quite clear to us why there’s a long queue and still a car is passing by. We try and ask and a nice young Azeri waves us to drive on as well. Halfway the long queue a Georgian again signals us to go on. The queue begins just before a bridge leading to the Georgian customs. After crossing the bridge we’re stopped by flashing lights. The customs officer tries to make clear that we have to wait in line just like the others, but at that time the little Russian and sign language we know are letting us down. Eventually he lets us go and we have saved a few hours of queuing time.
The Azeri control is the severest so far. It’s also not that obvious what needs to be done where. After passport control we’re referred to luggage control. Cars and vans park criss-cross and everyone is trying to be served first. I’m lucky again that none of the officers on duty speak English or German. Luckily the car and luggage of an Azeri living in Germany is being checked. He’s obviously at ease and he interprets for me and a laidback military officer. Then it’s up to the next office where (again) we need to get an insurance and pay road tax. Here again we get help from military officers, first looking at us severly, but then helping us resolutely, so we get served faster. We get proof that we can enter the country with two persons. That certificate looks like a drink voucher at a festival. We have to give this to the soldiers a bit further down the road. Finally, the gates to the country open, literally.

Ingangsticket voor Azerbeidjan / Entrance ticket to Azerbaijan

Ingangsticket voor Azerbeidjan / Entrance ticket to Azerbaijan

Ingangshekken voor Azer beidjan / Entance gate to Azerbaijan

Ingangshekken voor Azer beidjan / Entance gate to Azerbaijan

Nu we op Azeri bodem staan, willen we in de eerste plaats een slaapplaats zoeken en iets eten. Het is al donker en dan is het moeilijker om goeie plekjes langs de weg te “spotten”. Daarom besluiten we bij de grens te blijven staan. Er is een grote parking en een paar eetstalletjes. We lopen er eentje binnen, waarvan de eigenaars Georgiërs blijken te zijn. We laten ons de kinkalli (Georgisch voorgerecht) en soep smaken. Als we onze portefeuille bovenhalen om te vertrekken, worden we vriendelijk bedankt, maar vanavond mogen Belgen niet betalen :-).
Now that we’re on Azeri soil, we first want to find a place to sleep and a grab something to eat. It’s already dark and then it’s harder to spot the good places. So we decide to stay at the border. There’s a large parking lot and a few food stalls. We enter one of them, the owners of which turn out to be Georgian. We enjoy the kinkalli (Georgian entrée) and a bowl of soup. When we ask for the bill, we’re thank heartily, but tonight Belgians don’t have to pay :-).

In tegenstelling tot Georgië en Armenië kunnen we hier opnieuw (min of meer) de taal ‘lezen’. Het Azeri behoort tot de Turkse taalgroep. 1 letter steekt er wel wat uit, nl. een ‘omgekeerde e’ (Ə). Afhankelijk van de plaats in het woord en de klemtoon, wordt deze letter anders uitgesproken.

We laten ons wagentje aan de Azerische wegen wennen en houden een eerste keer halt in Gence, de tweede stad van het land. Zodra je in de stad aankomt, springt het nieuwe “Heydar Iliyev Park” in het oog. Het doet bijna aan Versailles denken, groots, overdadig, …
Het valt ons pas later op dat elke stad een “Heydar Iliyev Park” heeft aangelegd, met een standbeeld van de voormalige president. En ook heet de hoofdweg steeds “Heydar Iliyev Prospekti”. Overal zie je ’s mans afbeelding hangen. Hij zou dit jaar 90 worden, maar overleed 10 jaar geleden. Men doet er duidelijk alles aan om de man niet te vergeten en hem een heldenstatus aan te meten.

As opposed to Georgia and Armenia we can ‘read’ the language again here (more or less). Azeri belongs to the Turkish language group. 1 letter is quite peculiar, though, the ‘reversed e e’ (Ə). It depends on the position in a word and the accent on how this letter is pronounced.
While our wheels are getting used to the Azeri roads, we stop a first time at Gence, the country’s second city. As soon as you arrive in the city, the new “Heydar Iliyev Park” catches the eye. It almost reminds us of Versailles, large-scale, excessive…
It strikes us that every town has laid out a “Heydar Iliyev Park”, including a statue of the former president. And the main road is also always called “Heydar Illiyev Prospekti”. The man’s picture is ubiquitous. He would have turned 90 this year, but died 10 years ago. Obviously, they’re trying hard not to forget the man and turn him into a hero.

Heydar Iliyev

Heydar Iliyev

Vanuit Gence gaan we naar het zuiden. Het landschap is een dorre, vlakke steppe en wordt ontsierd door een wirwar van elektriciteitskabels en olieleidingen die troosteloze dorpjes met elkaar verbinden. We rijden ook langs de eerste knikkende pompen die in de olievelden verspreid staan. Azerbeidjan haalt dan ook een groot deel van zijn inkomsten uit olieproductie. De wegen hier zijn ook niet om over naar huis te schrijven, maar er wordt aan gewerkt. Zo goed zelfs dat er geen bewegwijzering meer is, waardoor we plots weer noordwaarts rijden in plaats van de middagzon tegemoet.
Ook bij en in steden is het soms moeilijk je weg te vinden. Je komt overal makkelijk binnen, maar raakt er niet zo makkelijk opnieuw buiten. Gelukkig probeert iedereen je met handen en voeten de weg uit te leggen.
Dit keer worden wij aangesproken als we stilstaan en op de wegenkaart proberen te vinden waar we zijn en waar we naartoe moeten. Nadat beide mannen van de elektriciteitsmaatschappij met ons en ons rijdend huis op de foto staan, stellen ze voor om even voor te rijden en ons door de wegenwerken te leiden, tot we weer op de goeie weg zitten. Anderhalf uur later en 60 km verder bedanken we hen voor de hulp en snoeven richting Lenkeran in het zuiden, waar we voor het eerst de Kaspische Zee ontmoeten. Vanop een afstandje weliswaar. De zee wordt van het stadje gescheiden door een spoorweg. En het wordt trouwens afgeraden in de Kaspische Zee te baden (mocht dat bij deze inmiddels lagere temperaturen al in ons opkomen) wegens de (olie)vervuiling.

From Gence we head south. The landscape is an arid, flat steppe and is blotted by electricity wires and oil pipes connected the disconsolate villages. We pass the first nodding pumps spread over the oil fields. Azerbaijan gets a main part of its income through oil production. The roads here are not really good, but they’re working hard on improvement. Even to that extent that there are no more road signs, having us heading north instead of driving towards the midday sun.
In and around town it can be hard to find your way as well. It’s easy to get into the city, but not always that simple to get out again. Luckily everybody tries to help you in every way they can.
This time two men come up to us while we’re at the side of the road trying to find out where we are on our roadmap. After both men from the local electricity company have taking pictures of us and our house on wheels, they offer to lead us through the road works and in the right direction. One and a half hours and 60 kms later we thank them for their help and buzz southwards towards Lenkeran, where we meet the Caspian Sea for the first time, from a distance, though. The sea is separated from town by the railway. Moreover, it’s advised against swimming in the Caspian Sea (should this come to mind with this meanwhile lower temperatures) because of (oil) pollution.

Olievelden / Oil fields

Olievelden / Oil fields

In het stadje is het opnieuw even zoeken en vragen naar de weg naar het bergdorpje Lerik. Op het moment dat we de juiste richting zijn ingeslagen, worden we door de lokale politie aan de kant gezet. Met een brede glimlach en het betere gebarenwerk maakt de politieman ons duidelijk dat we er met ons voertuig niet naartoe kunnen. We zouden wel eens naast de weg de dieperik kunnen in belanden.
We laten het niet aan ons hart komen en rollen naar het noorden richting Baku, geflankeerd door het onbereikbare zeewater. Net voor we in de hoofdstad aankomen, hebben we onze zinnen nog gezet op de “moddervulkanen”. In het vlakke landschap steken weer wat bergen de kop op. We laten ons door een taxichauffeur wijsmaken dat we het natuurfenomeen niet op ons eentje zullen vinden. Hij wil er ons wel heenbrengen voor 30 manat (bijna 30 euro). Net ervoor hadden we voor die prijs onze dieseltank gevuld. Ja, hier in Azerbeidjan vallen de olieprijzen erg mee, 0.43 € voor een liter diesel. ’t Is goedkoper dan een pintje ;-).
We geloven de man wel dat we het zelf niet zullen vinden, als we over het dorre, heuvelachtige landschap turen, maar zijn prijs is ons te hoog. Als we dat duidelijk maken, gaat de prijs toch omlaag, zodat hijvandaag toch nog een cent verdient en wij naar de vulkanen kunnen. Een rit van 15 minuten over verschillende aardewegen (we zouden het inderdaad niet zelf hebben gevonden. Wegwijzers zijn er niet.) brengt ons bij de “vulkanen” in dit maanlandschap. Uit verschillende kleine kraters borrelt modder naar boven. Vreemd genoeg is deze niet gloeiend heet, maar kun je er gewoon je hand in steken; een gratis modderbad.
In the small town again we have to search and ask for the way, this time to mountain village Lerik. And when we’re heading in the right direction, we’re stopped by local police. Broadly smiling and with obvious gestures the police officers makes it clear that we cannot head for Lerik with our vehicle. The road conditions might help us getting off the road, into the canyon.
We don’t let this spoil our good mood and head north again to Baku, flanked by the unreachable sea. Just before arriving at Azerbaijan’s capital, we’d like to see the “mud volcanoes”. Meanwhile, some mountains are breaking through the flat landscape again. A taxi driver explains us that we will not find nature’s phenomenon on our own. He offers to take us there for 30 manat (almost 30 euros). We had just filled up our diesel tank for that price. Indeed, in Azerbaijan fuel prices are low; 0.43 € for one liter of diesel. It’s cheaper than a glass of beer ;-).
We believe the man when he’s saying that we won’t find it when scanning the area, but his price is too high. When we make that clear, the price goes down, so he still earns a penny today and we get to the volcanoes. A 15 minute drive over various dirt roads (Indeed, we would not have found it ourselves. No road signs) takes us to the “volcanoes” in this lunar landscape. From different small craters mud bubbles up. Weirdly, the mud is not boiling hot. You can stick your hand in it; a free mud bath.

Naar de moddervulkanen / To the mud vulcanoes

Naar de moddervulkanen / To the mud vulcanoes

Moddervulkanen / Mud vulcanoes

Moddervulkanen / Mud vulcanoes

De stranden net voor Baku lijken allemaal privébezit van hotelketens en oliebaronnen. Onze hoop op een plaatsje aan de zee dicht bij de stad is aan het wegsmelten. Het ware nochtans mooi: op wandelafstand van de stad, zicht op zee en de olieboorplatformen net voor de kust. We tuffen verder. Bij het binnenrijden van de stad gaan we nog even aan de kant voor de nodige inkopen. De kruidenier legt ons uit dat we kunnen parkeren in de stad. Op goed geluk rollen we naar de stad en net voorbij de tweede grootste vlaggenmast ter wereld is er inderdaad een parking; midden in de stad, aan de zee en de strandboulevard.
Baku heeft een gezellige oude binnenstad en een leuke boulevard met park aan de zee. Het is ook duidelijk dat de stad niet wil onderdoen voor de Arabische oliesjeiks en er wordt dan ook niet op een cent gekeken om moderne gebouwen neer te poten. Het is ook duidelijk dat wij hier geen nieuwe garderobe gaan aanschaffen ;-). De stad is heel proper (In het hele land slingert eigenlijk minder afval rond dan in Armenië en Georgië). De vallende herfstbladeren worden voortdurend weggeborsteld, de goten worden geveegd; de winkelstraten worden zelfs gedweild!
The beaches near Baku all seem to be private owned by hotel chains and oil barons. Our hope for a place at the shore near town is melting away. It would be great, though: at walking distance from town, a view at the sea and the oil platforms off the coast. We puff along. Just before we enter town, we stop to run some errands. The grocer explains that we can park in the city. We roll into the city and just passed the world’s second largest flagpole there is indeed a parking lot, almost in the middle of town, at the seashore and the beach boulevard.
Baku has a nice old city centre and a lovely boulevard with park at the seaside. It’s also obvious that the city does not want to be inferior to the Arab oil sheiks and so expensive modern buildings are plomped down in and around town. It’s also clear that we will not be able to buy a new wardrobe here ;-). The city is very clean (actually, there’s less garbage lying about in the whole country compared to Armenia or Georgia). Falling autumn leaves are constantly swept up, gutters are brushed, the shopping streets are even mopped!

Baku skyline

Baku skyline

Baku

Baku

Dweilen in Baku / Mopping in Baku

Dweilen in Baku / Mopping in Baku

Na de stad gaat het opnieuw richting bergen, in het noord-oosten. Nadat we nog maar eens de weg moeten vragen, vinden we de goeie richting en vergeten we de vlakke, vervuilde steppe. We krijgen een ander gezicht van Azerbeidjan te zien. Een hele goeie weg voert ons eerst langs droge, kale bergen, die daarna ruwer en bebost worden. Steeds weer worden we bij het binnenrijden van een stadje of dorpje toegelachen door Heydar Iliyev in verschillende poses, soms met een bekende uitspraak erbij. Elke stad heeft ook een toegangspoort of –zuil, vaak met een enorme Azeri vlag.
Now that we’ve visited the city we head for the mountains again, north-east. After having to ask the right direction once more, we know where to go and fort the flat, polluted steppe. We get to see another side of Azerbaijan. A billiard-like road leads us through arid, bare mountains, that further get rougher and forested. Over and over again, when entering a town or village Heydar Iliyev smiles at us in different poses, sometimes with a famous saying as caption. Each city also has an entrance gate or tower, often with a huge Azeri flag.

Stadspoorten / City gates

Stadspoorten / City gates

Geflankeerd door steile rotswanden aan de ene kant en een diepe kloof aan de andere kant stijgen we over een oneffen aardeweg naar Lahic, een klein bergdorp op 1.200 meter in de Kleine Kaukasus, dat bekend staat om zijn kopersmeden. Het ‘toeristische seizoen’ is al voorbij en op het kleine dorpsplein staan we opnieuw in de kijker. Vanuit het dorp leiden onze wandelschoenen ons de bergen in. De kasteelruïne stelt eigenlijk niets voor, maar de frisse berglucht doet deugd en we genieten van het landschap vanop 1.900 meter.
Flanked by steep rock faces on one side and a deep gorge on the other we climb a bumpy dirt road to Lahic, a small mountain village at 1,200 metres in the Lower Caucasus, known for its coppersmiths. ‘Tourist season’ is already over and on the small village square, we’re at the center of attention. From the village our walking shoes lead us into the mountains. The castle ruins are not worth mentioning, but the fresh mountain air does us good and we enjoy the landscape at 1,900 meters.

Op weg naar Lahic / To Lahic

Op weg naar Lahic / To Lahic

Net voor we het dorpje opnieuw achter ons willen laten, worden we aangesproken door een oudere man die even zijn hart moet luchten over de toestand in zijn land. Blijkt dat 5% van de bevolking alle geld en macht heeft en dat de rest van de bevolking het moet stellen met 100 euro/maand. 1 op de 4 Azeri werkt in het buitenland (Rusland, Turkije, Europa…) om de familie thuis te onderhouden. De situatie is schrijnend, zegt hij, maar zou worden in stand gehouden door de president en de mensen rond hem. Hijzelf zou ook weer naar het buitenland wilen trekken, naar een beter leven, maar hij kan zijn familie niet achterlaten.
Bij het horen van zijn verhaal en de droefheid in zijn stem moeten we toch wel even slikken en we prijzen ons gelukkig in België te mogen wonen… of op reis te kunnen gaan ;-). Tijdens de afdaling uit het dorp is het dan toch wat stil in de auto.
Upon leaving the village, an older man comes up to us and starts talking about his country. Apparently 5% of the population has all money and power and the rest needs to survive on 100 euro/month. 1 out of 4 Azeri works abroad (Russia, Turkey, Europe…) to support the family at home. It’s a distressing situation, he says, but it is maintained by the president and the people around him. The man himself would like to go abroad again as well, but he cannot leave his family behind.
We’re touch by the man’s story and sadness in his voice and we consider ourselves lucky to live in Belgium… or to be able to travel ;-). It’s a quiet descent from the village.

Lahic

Lahic

Na nog een korte tussenstop in Seki gaat het opnieuw richting grens. Het eerste deel van onze reis loopt ten einde en we moeten terug naar Yerevan in Armenië om nog wat papierwerk in orde te brengen om onze auto in het land achter te laten. We raken vlot voorbij de grens Georgië binnen. Maar het is duidelijk dat we vanavond niet meer tot aan de Armeense grens zullen raken. We zoeken en vinden dan maar een plaatsje onderweg, ietsje van de hoofdweg af aan de kant van een aardeweg. Het weggetje wordt blijkbaar nog meer gebruikt dan wij verwachten en om 4 uur ’s nachts worden we wakkergeklopt: paspoortcontrole. Slaapdronken bekijk ik de man zijn ID-bewijs en geef ik hem mijn pas. Als ik uit de wagen kruip, word ik echter bedwelm door zijn alcoholadem. We snappen de grap, maar voelen ons niet geheel op ons gemak. Tot ik plots een blik bier onder mijn neus krijg om op de vriendschap te drinken. Er zijn betere tijdstippen om te aperitieven, maar bon… Na deze ontmoeting besluiten we om toch maar onmiddellijk naar de grens te rijden, waar we onze ontbrekende uren slaap wel zullen inhalen.
After a short stop-over at Seki we head for the border again. The first part of our trip is coming to an end and we need to get back to Yerevan in Armenia, where we need to get the necessary papers to leave our car in the country. We easily enter Georgia, but it’s obvious that we will not reach the Armenian border tonight. So we look for and find a place along the road; off the main road at the side of a dirt road. The road is used more than we expected, though. At 4 o’clock in the morning knocks on the door wake us up: ID control. Drowsy I look at the man and his ID and I give him my passport. When I get out of our sleepin g unit, I almost get knocked out by the man’s alcoholic breath. We get the joke, but we don’t feel quite at ease. Until I’m offered a can of beer to drink to our friendship. There are better times of day to have an aperitif, but… ah well… After this encounter we decide to head for the border anyway and catch up some of our sleep there.

Onderweg naar Georgische grens / To the Georgian border

Onderweg naar Georgische grens / To the Georgian border

Voor de rest verloopt alles opnieuw vlot en zijn we klaar voor een busreis Yerevan – Istanboel en een vlucht naar Bangkok. Tot in Thailand!
Otherwise, all is going fine and we’re getting ready for a bus trip Yerevan – Istanbul and a flight to Bangkok. See you in Thailand!

PS: Mocht Rony van Oirschoot uit Stabroek (schrijnwerkbedrijf) zich afvragen waar zijn oude bestelwagen naartoe is; wel, die heeft een tweede leven gekregen in Azerbeidjan (2 maal gespot tussen Baku en Samaxi (spreek “Schamachi” (met nadruk op “chi”)).

Armenië / Armenia

Na onze bijna-doodervaringen tijdens de dollemansrit van en naar Davit Garetja (zei vorig verslagje) proberen we om ’s avonds eens vlotjes de Armeense grens over te steken en dus rijden we samen met An-Sofie en Joachim en hun trouwe viervoeters Loeka en Cyril naar Bagratesen. De Georgiërs wuiven ons vriendelijk uit; de Armeense douaniers heten ons hartelijk welkom. Fluitje van een cent, denk je dan, maar het Armeense bureaucratische apparaat maalt toch een heel stuk langzamer en de handleiding is niet heel duidelijk. Nadat alle douaniers een blik werpen in onze unit en ons verder een prettige reis wensen, moeten we nog halt houden bij het “Broker’s office”, een oud kantoortje waar 4 mannen en 1 vrouw achter een lange tafel op een rij ons (en anderen) zitten op te wachten. Het doet me denken aan de jury bij een thesisverdediging, maar dan zonder “grandeur”. De linoleumvloer is afgesleten; de muren vaal, de “bureautjes” krakkemikkig, 4 computers voor 5 mensen (ah ja, de jongeman mag stempels zetten, die hoeft toch geen computer). Het meest nieuwe in het lokaal zijn waarschijnlijk de pantoffels van de chef. 1 bediende spreekt wat Engels.Hij legt ons uit dat we 20.000 dram (ong. 40 euro) milieubelasting en 5.000 dram (ong. 10 euro) servicekosten moeten betalen (tot zover geen visumkosten voor Armenië). De milieukosten moeten we betalen aan de bank. Die is gevestigd in een ‘apart’ loket van het lokaal. De uiterst vriendelijke bediende (gelieve de cynische ondertoon erbij te dromen) maakt de nodige papieren op. Betalen met Visa of Mastercard gaat echter niet bij deze bank en dus moeten we geld afhalen net aan de geldautomaat buiten. ’t Zou leuk zijn mocht die ook nog werken; terug naar binnen dus om hulp te vragen. Onze Engelstalige vriend heeft ondertussen pauze, dus wordt het even behelpen. We proberen duidelijk te maken dat de bankautomaat niet werkt. Ze begrijpen wat we willen zeggen, maar een samenzweerderige glimlach en berustend schouders ophalen is het enige antwoord. Ten slotte vinden we met wat hulp toch een geldautomaat en kunnen we nodige valuta schenken aan het Armeense milieu. Je vraagt je wel af waar ze het geld voor gebruiken. Net als in Georgië slingert het afval hier overal rond. En de auto’s zijn nu ook niet meteen de milieuvriendelijkste. Trouwens mocht je denken dat er geen Lada’s meer rijden, kom dan maar eens naar deze regio. Hier maken ze de helft van het wagenpark uit. In Armenië zijn ze ook al meer onderhouden dan in Georgië, waar ze soms tot op de draad versleten zijn, maar nog steeds dienst doen. Naast de Lada’s vind je op de wegen dan vooral het iets duurdere werk: Mercedes (van C tot G-klasse), Lexus, Toyota Landcruiser Prado, … De geblindeerde ruiten hebben ze allemaal gemeen (zowel voor als achter).

After our near-death experiences during the crazy ride to and from Davit Garetja (see previous report) we try to smoothly cross the Armenian border in the evening and so we head, together with An-Sofie and Joachim and their two dogs Luka and Cyril to Bagratesen. The Georgians wave us a friendly goodbye, the Armenian customs officers bid us a warm welcome. Peace of cake one ought to think, but that is without taking the Armenian red tape into account and the tape is not that easy to find. After all officers have peeked into our unit and have wished us a pleasant journey, we need to make a stop-over at the ‘broker’s office’, an old, small office building, in which 4 men and 1 woman are waiting for us (and others) in one row behind a long tab. It reminds me of the jury at a thesis presentation, but without the “grandeur”. The linoleumed floor is worn, the walls pale, the “desks” rickety, 4 computers for 5 people (well, the young man is putting the stamps, he doesn’t need a computer, does he.) The newest thing in the building are probably the chef’s slippers. 1 clerk speaks a little English. He explains that we have to pay 20.000 dram (appr. 40 euro) environmental tax and 5.000 dram (appr. 10 euro) service costs. (Well, that’s it for ‘no visa costs for Armenia). We have to pay the environmental costs to the bank that’s located in at ‘separate’ counter of the room. The extremely friendly bank clerk (please note the cynical tone) draws up the necessary papers. However, in this bank you can’t pay with Visa or Mastercard and so we have to withdraw cash at the ATM machine outside. It would be nice if it worked properly, so back inside to ask for help. Meanwhile our English-speaking friend is on break, so we’ll have to manage ourselves. We try and make clear that the ATM machine is not working. They understand what we are saying, but a conspiratorial smile and shrugging their shoulders is all we get for an answer. Finally, with some help, we find another ATM and we can spend the necessary cash to the Armenian environment. One wonders what they use the money for. As in Georgia rubbish lies around everywhere. And the cars are not exactly the most environmental either. By the way, should you think that there are no more Ladas around, come and have a look in this region. Here they make out half of all cars. In Armenia they’re better maintained than in Georgia, where sometimes they are worn to shreds. Besides the Ladas you more or less see the slightly more expense vehicles on the roads: Mercedes (C to G-class), Lexus, Toyota Landcruiser Prado, … They all have the blacked-out windscreens in common (in front as well as the rear).

Wat de taal betreft, valt de aanpassing mee. Armenië heeft ook een eigen (voor ons onleesbaar) alfabet. Het lijkt wat op Georgisch, maar kan ook heel anders zijn. Beide talen zijn voor ons Chinees. Gelukkig worden de plaatsnamen zowel in het Armeens als ook in het Latijn geschreven op de verkeersborden.

As for the language the adjustment turns out better than expected. Armenia also has its own (for us indecipherable) alphabet. It resembles Georgian, but can be completely different as well. Both languages are all Greek to us. Luckily, place names on road signs are written both in Armenian and Latin.

Armeens alfabet / Armenian alphabet

Armeens alfabet / Armenian alphabet

En zo rijden we onze eerste Armeense nacht in. We overnachten op het dorpsplein van Haghpat en ontwaken onder een blauwe hemel en stralende zon met zicht op de kloosterruïnes (Unesco Werelderfgoed). De ruïnes zijn goed bewaard en er staan heel wat “khatchkars”, stenen kruisen. Die vind je ook in de muren van de kerken gebeiteld. Het zijn ware kunstwerken.
And so we head into our first Armenian night. We park our vehicles on the Haghpat village square and wake up under a blue sky and shining sun with a view on the monastery ruins (Unesco World Heritage). The ruins are well kept and there are many “khatchkars”, stone crosses. These are also carved in the church walls. They are real pieces of art. 

Haghpat

Haghpat

Joachim en ikzelf kijken al dagen uit naar een entrecootje op de barbecue. Na een formidabele rit door de kloof van de Debedrivier meren we aan de oevers van de rivier onder een ijzeren spoorwegbrug aan; klaar voor een namiddag niksen, barbecuetje, pintje drinken… ’s Avonds maken we een kampvuurtje en worden we zelfs geholpen bij het houtsprokkelen door Edo, de ‘bewaker van de brug’. We hadden in het vorige verslagje al vermeld dat er heel wat auto’s van onze contreien naar hier worden verscheept. Wel, ook Donald Muylle laat zich hierbij niet onbetuigd. Tenzij hij hier een oerdegelijke keuken is komen installeren, zien we plots een oude ‘Dovy-keukens’-bestelwagen voorbijrijden.
For days Joachim and myself have yearning for an entrecote on the barbecue. After a splendid drive through the Debed canyon we moor on the river bank under an iron railway bridge, ready for an afternoon of doing nothing, barbecuing, having a beer… In the evening we put on a campfire and to gather dry wood we even get some help from Edo, the ‘guardian of the bridge’. 

Debed Canyon

Debed Canyon

Nu we weer krachten hebben opgedaan, krijgen de beenspieren ook nog eens hun zin. In Dilijan trekken we de bergen in op zoek naar ruïnes en graven. We maken een hele mooie wandeling, maar vinden niet alle “bezienswaardigheden”. Het is ons al eerder duidelijk geworden dat we op ‘toeristisch gebied’ bij ons werkelijk verwend zijn. Elk monument(je), elke tombe of museum wordt met wegwijzers aangegeven, hier moet je toch een inspanning leveren om te vinden waar je naar zoekt; zelfs al wordt de plaats, ruïne, museum, … in de reisgids als toeristisch bestempeld.
Now that we’ve regained strength, we give our legs some stretching as well. In Dilijan we go out into the mountains in search for ruins and graves. The hike is extraordinary, but we do not find all ‘places of interest’. It has already become clear to us that we are really spoiled ‘touristically’ in our countries. Each monument, each tomb or museaum is well marked with signs; here you need to make an effort to find what you’re looking for, even if the place, ruin, museum, … is labeled as being touristic. 

Bergwandeling / Mountain hike

Bergwandeling / Mountain hike

Hoog in de bergen van Armenië ligt het meer van Sevan op 1.900 meter. Het is een van de hoogste bergmeren ter wereld. En geloof me gerust als ik zeg dat het water koud is. Je wordt werkelijk uitgenodigd om een frisse duik in het heldere water te nemen, zodra de wielen halt houden. Even snel loop je weer rillend richting wagen… Maar het is een ideale plaats om aan de oevers te staan en te genieten van de omringende bergen en de oude abdij/seminarie van Sevanavank. Ook de president heeft hier een optrekje als buitenverblijf. In de zomermaanden is dit een van de toeristische trekpleisters van Armenië; nu ligt alles er verlaten bij. Dat geeft ons voldoende ruimte om een boottochtje op het meer te maken. Joachim maakt zijn Zodiak vertrekkensklaar en we peddelen het meer op. We moeten inderdaad roeien. De motor sputtert en we krijgen hem niet meteen aan de praat. Dan maar lokale vissers aanspreken, die ons op sleeptouw nemen en bij een barak aanmeren. Daar worden de ‘bougies’ op artisanale wijze op het gasvuur gedroogd en met wat zand geschuurd. Ondertussen krijgen we een kop koffie aangeboden en bij vertrek krijgen we nog vissen mee. Alweer zijn we aangenaam verrast door de vriendelijkheid en hulpvaardigheid van de mensen.
High in the Armenian mountains lies Lake Sevan at an altitude of 1.900 metres. It’s one of the highest mountain lakes in the world. And believe me when I’m saying the water is cold. One gets really invited to take a quick refreshing dip in the clear water as soon as the wheels stop. You get out of it, shivering, even quicker. But it’s the ideal location to stand ashore and enjoy the surrounding mountains and the old monastery/seminar of Sevanavank. Even the president has his countryhouse on its borders. During summer months this is one of the tourist places in Armenia. Now everything is kind of desolate. But it gives us enough space for a boat trip on the lake. Joachim prepares his Zodiac and we paddle away. Indeed, we have to row. The motor sputters and we don’t get it started. So we call in some local fishermen for help. They tow us to some sheds, where they dry the sparkling plugs old-school style: on a gas fire and with some sand. Meanwhile they offer us a cup of coffee and upon leaving they throw some fish in the boat “for the road”. Again we’re pleasantly surprised by the kindness and helpfulness of the local people. 

Lake Sevan

Lake Sevan

Lake Sevan Zonsondergang / Sunset

Lake Sevan
Zonsondergang / Sunset

We sturen onze auto’s verder langs de boorden van het meer en rijden de Selimpas (2.400 meter) over. We houden even halt bij de caravanserai; een oude stopplaats van de zijderoute en daarna dalen we af naar Noravank. Allemaal zijn we enorm onder de indruk van het prachtige, ruwe berglandschap van Armenië. Na elke bocht, na elk dorp, na elke top krijg je adembenemende prentkaarten voorgeschoteld. In een artikel lazen we “als je kerken en kloosters wilt zien, moet je naar Armenië komen.” Dat klopt, maar de auteurs zijn vergeten te vermelden dat deze allemaal op unieke plaatsen in prachtige kloven of op schitterende bergtoppen staan. De monniken wisten hun plekjes maar al te goed uit te kiezen en ze bouwden dan nog eens prachtexemplaren van abdijen en kerken!
We wheel our cars along the shores of the lake and stroll along the Selim pass (2,400 metres altitude). On the pass we halt at the ‘caravanserai’, and old stop of the silk road. Then we descend to Noravank. We’re all impressed by the beautiful, rough mountain landscape of Armenia. Behind every bend, after each village, over each mountain top one gets served breathtaking picture postcards. In an article we read “that if you want to see churches and monasteries, you need to come to Armenia.” That’s true, but the authors forgot to mention that these are all located at unique spots in gorgeous gorges or on splendid mountain tops. The monks knew where to pick their spots! And they built extraordinary monasteries and churches. 

Selim pas(s)

Selim pas(s)

Caravanserai @ Selim pas(s)

Caravanserai @ Selim pas(s)

Noravank

Noravank

Omdat we tijdens onze reis alle zintuigen willen tevreden stellen en ook de lokale economie een hart onder de riem willen steken, gaan we in Areni wijn proeven. Eerst aan een kraampje langs de weg. Helaas is dit brouwsel niet te zuipen. De perzikvodka daarentegen kan ons wel behagen. Deze zal ons nog wel plezier bezorgen onderweg ;-). De jonge wijnmakers van de Areni Winery hebben nog wat werk voor de boeg, al laten we ons het wijnproeven en de rondleiding smaken. De ‘fruitwijnen’ (framboos, braambes, …) laten we echter na 1 smaak verder aan ons voorbijgaan. Het is niet meteen onze favoriete drank geworden.
As we want to satisfy all of our senses during our trip and because we want to support local economy, we go and taste wine at Areni. First at a booth at the side of the road. Unfortunately, this brew is undrinkable. Their peach vodka on the other hand can please us and will give us more pleasure further down the road ;-). The young winemakers of Areni Winery still have some work to do, but we enjoy the wine tasting and the guided tour. However, Areni wine has not become our favorite drink.

Areni Winery

Areni Winery

Na Areni kronkelen we verder richting Yerevan, de hoofdstad van Armenië. Bij het zien van de berg Ararat houden we halt langs de weg voor enkele foto’s. Mount Ararat; die met zijn 5.160 meter de hele streek overheerst, ligt nu in Turkije, maar was vroeger Armeens grondgebied. Volgens de legende zou Noach hier met zijn ark zijn gestrand. (Blijkbaar toch geen zo’n goeie stuurman, want je kunt echt niet naast die berg kijken). Vanaf de abdij van Khor Virap (in de buurt van Artashat) heb je nog een beter zicht op de berg, maar ook op de prikkeldraad die de grens vormt met Turkije. Tussen de prikkeldraad en de bergen ligt een niemandsland.
After Areni we wind further to Yerevan, Amenia’s capital. At the sight of Mount Ararat, we stop our vehicles for some pictures. Mount Ararat, dominating the area with its 5.160 metres, now lies in Turkey, but used to be Armenian soil. According to the legend Noah stranded here with his Ark. (Apparently, he wasn’t such a good sailor as you really can’t miss this mountain). From the Khor Virap monastery (near Artashat) you even get a better view of the mountain, but also of the barbed wire, being the border with Turkey. Between the barbed wire and the mountain is no man’s land.

Mount Ararat

Mount Ararat

Tijdens onze ‘fotoshoot’ worden we plots heel vriendelijk in het Nederlands begroet. Lilya woont in Valkenburg (NL), haar neef Aren in Mechelen. Ze vinden het geweldig dat we hun land bezoeken. Ondertussen zijn onze reisplannen lichtjes gewijzigd. We wilden eerst terugrijden naar Istanboel, van waaruit we volgende maand naar Thailand vliegen, maar die plannen hebben we moeten veranderen. Om wat tijd te sparen, een paar lange, trage ritten door Turkije te vermijden en vooral ons budget niet volledig aan de dure Turkse diesel op te souperen, hadden we al besloten een alternatief te zoeken en een parkeerplaats voor onze auto te zoeken in Georgië of Armenië. Na een leuke babbel met Lilya en Aren vragen we hen of ze misschien iemand kennen die plaats zou hebben om ons karretje 4-5 maanden veilig te stallen. Lilya biedt onmiddellijk aan om onze vierwieler voor haar huis in Artashat te parkeren. Daar staat hij achter slot en grendel. Alweer een staaltje hulpvaardigheid van de bovenste plank! En voor ons een zorg minder. ’s Anderendaags gaan we zelfs met Aren en zijn vriendin Anna in een typisch Armeens restaurant in Yerevan eten. Tijdens en na het eten (heerlijk gegrild varkensvlees) kunnen liedjes worden aangevraagd die live worden gebracht. En hoe populairder het nummer, hoe meer volk op de dansvloer. Laat het eten maar koud worden… ;-). Ook treden dansers in traditionele kledij op. Het is dan misschien niet onmiddellijk de plek om romantisch bij kaarslicht te dineren; wij zijn alweer een Armeense ervaring rijker.
During our ‘photoshoot” we are suddenly welcomed very friendly in Dutch. Lilya lives in Valkenburg (NL), her nephew Aren in Mechelen (B). They think it’s great we’re visiting their country. Meanwhile our travel plans have slightly changed. First we wanted to drive back to Istanbul, where next month we take the plane to Thailand, but we had to change those plans. To save time, to avoid some long, slow drives through Turkey and especially not to spend all our budget on expensive Turkish fuel, we had already decided to look for a parking spot for our car in Georgia or Armenia. After a nice chat with Lilya and Aren we dare to ask them if they know someone where we might stall our vehicle for 4-5 months. Lilya immediately offers to park the car at her house in Artashat. There he’’l be locked away. Again proof of the people’s kindness! And for us it’s one thing less to think about. The next day we even go out for dinner with Aren and his girlfriend Anna to a typical Armenian restaurant in Yerevan. During and after dinner (deliciously grilled pork) you can request songs that are brought live on stage. And the more popular a song, the more people on the dancefloor. Let dinner get cold… ;-). There are also performances of dancers in traditional dress. Maybe it’s not the place for a romantic candlelight dinner, we were part of another Armenian experience.
Yerevan is niet de mooiste hoofdstad die er is. Je kunt er wel winkelen en in de parken kuieren, maar wat ons het meest bij blijft, is het museum over de genocide. Met beklijvende foto’s en aangrijpend tekstmateriaal wordt de Turkse poging om het Armeense volk uit te roeien in het begin van de 20ste eeuw herdacht. Naar verluidt werden 1,5 miljoen Armenen (mannen, vrouwen en kinderen) de dood ingejaagd, omdat ze zogezegd een bedreiging vormden voor Turkije. Deze kwestie ligt nog altijd heel gevoelig, bij zowel Armenen als Turken.
Yerevan is not the most beautiful capital there is. You can shop and stroll through parks, but what sticks to our memories the most is the genocide museum. With moving pictures and touching texts the Turkish attempt to wipe out the Armenian people in the beginning of the 20th century is commemorated. Reportedly, 1.5 million Armenians (men, women and children) were put to death, because supposedly, they posed a threat to Turkey. It remains a sensitive matter to both Armenians and Turks. 

Yerevan - Genocide museum

Yerevan – Genocide museum

Onze resterende tijd in Yerevan besteden we ‘administratief’; bustickets boeken naar Istanboel en op zoek gaan naar het juiste contactadres om informatie in te winnen over het achterlaten van ons voertuig in Armenië. Uiteindelijk komen we uit bij het douanekantoor midden in de stad. We worden uitgelegd dat er eerst een beschrijving moet worden gemaakt van onze wagen vooraleer er een aanvraag kan worden ingediend. Een taalkundig misverstand stuurt ons naar de telefoonmaatschappij Vivacell MTS, waar men ons uiteraard niet kan helpen. Dan maar terug naar de douane, waar nu twee andere, heel vriendelijke ambtenaren me de nodige hulp en uitleg verstrekken. En dit op vrijdagavond, 5 minuten voor sluitingstijd. Daar kunnen ze bij ons nog iets van leren!
Our remaining time in Yerevan we spend “administratively”; booking bustickets to Istanbul and trying to find the right contact address to gain information on leaving our vehicle in Armenia. Eventually, we end up at a customs office in the city centre. A customs officer explains us that we first need to have a description of our car made up, before we can submit an application. A linguistic misunderstanding leads us to the phone company Vivacell MTS, where, obviously, they cannot help us. So it’s back to customs, where now to other, very friendly officers give me all necessary help and information. And this on a Friday evening, five minutes before closing time. Some people in our region could still learn from them.
Onze (voorlopig) laatste tussenstop in Armenië wordt het stadje Etchmiadzin, het vaticaan van de Armeense kerk. De vergelijking is misschien wat ver gezocht, zeker gezien de veel kleinere dimensies van het heiligdom. De kathedraal is wel heel mooi, maar sober. De overleden patriarchen liggen aan weerszijden van de ingang onder eenvoudige grafstenen begraven.
Our last stop-over (for now) in Armenia is the city of Etchmiadzin, the vatican of the Armenian church. Maybe the comparison is a bit far-fetched, especially in view of the much smaller dimensions of the sanctuary. The cathedral is very beautiful, but sober. The deceased patriarchs are buried on both sides of the entrance under a unpretentious tomb. 

Etchmiadzin

Etchmiadzin

Net voor de zondagse hoogmis van start gaat, nemen we afscheid van An-Sofie en Joachim. Een hele aangename 3 weken krijgen een einde. Onze nieuwe vrienden (voor de reis hadden we elkaar nog maar 2 keer kort ontmoet) trekken verder richting Turkije. Wij willen Azerbeidjan nog verkennen. Door het onopgeloste conflict over Nagorno-Karabach (Azeri grondgebied dat door Armenië wordt bezet) is de grens tussen beide landen gesloten en dus trekken we noodgedwongen naar Georgië. We kiezen een andere route dan bij het binnenkomen van Armenië.
Just before the Sunday high mass takes off, we say goodbye to An-Sofie and Joachim. 3 pleasant weeks come to an end. Our new friends (before the trip we had only met twice shortly) head back for Turkey. We want to explore Azerbaijan. Because of the unsolved conflict over Nagorno-Karabach (Azeri soil occupied by Armenia) the border between the two countries is closed and so we are forced to head back to Georgia. We choose another route than the way we entered Armenia.
Bij het tankstation net buiten de stad zegt men ons uit dat we de verkeerde richting uitrijden. Dan maar omkeren. Maar net als in België mag dat manoeuvre niet over een volle witte lijn worden uitgevoerd. Het levert mij een ritje in de politiewagen naar een geldautomaat en een leuk gesprek met de jonge dienstdoende agent op. Gelukkig kunnen we de agent overtuigen geen tweede boete van 100.000 dram (200 euro) wegens ‘geen Armeense verzekering’ uti te schrijven (Wij hebben wel een verzekering, maar die willen ze hier niet aanvaarden. “Zelfs de president heeft een autoverzekering”.). Wij zijn dan ook op weg naar de grens. Nog geen 5 km verderop worden we opnieuw aan de kant gezet; dit keer door een niet-Engelssprekende, iets oudere patrouille. Opnieuw discussie over de verzekering. We krijgen een boete voorgesteld van 50.000 dram (de helft van de ‘officiële prijs’). Vreemd, maar wat kun je doen als ze je papieren hebben. We hebben dit bedrag echter niet meer op zak. Dan wordt de boete maar verlaagd tot eerst 30.000 en ten slotte 20.000 dram (40 euro). Een bewijs van betaling krijg ik niet. Hoe is het mogelijk… corrupte agenten ;-). Na beide ontmoetingen staat ons hart telkens stil bij het zien van zwaailichten. Gelukkig kunnen we de laatste 100 Armeense kilometers zonder verdere politie-inmenging afleggen.
At the petrol station just outside of town we’re told that we’re heading in the wrong direction. So we turn back. But as is the case in Belgium (and elsewhere in Europe) this manoeuvre is not allowed crossing a full white line. So I end up in a police car taking me to an ATM machine. We can convince the young, nice police officer not to give us another fine for “not having an Armenian insurance” for the amount of 100.000 dram (200 euro). (Actually, we do have an insurance covering Armenia, but they are not willing to accept it. “Even the president has a car insurance.”). But as we are heading out of the country, he leaves it at that. Some 5 kms further we are stopped again, this time by a non-Englishspeaking, somewhat older patrol. We have the same discussion about the insurance. We are proposed a fine of 50.000 dram (half of the ‘official price’). Weird, but what can you do if they already have your papers. However, we don’t have that amount of money with us anymore. So the fine is lowered, first to 30.000 and finally to 20.000 dram (40 euro). I don’t get a receipt of payment. Well, figure that… corrupt cops ;-). After both encounters our hearts skip a beat every time we see flashing lights. Luckily, we can finish our last 100 Armenian kms without further police interference.
Wie had ook maar kunnen denken dat de weg naar een van ’s lands drie grensposten zou uitmonden in een hobbelige aardeweg. De laatste 15 km naar de grens (en die erna eveneens) zijn opnieuw een beproeving voor onze 4×4. En op het moment dat we denken te ontwaken uit een uit de hand gelopen droom komen we aan een kleine grenspost in de bergen. Voor we Armenië uit mogen, rekent een ‘oververmoeide, uiterst spraakzame’ Armeense grensambtenaar ons nog 9.500 dram (ong. 20 euro) ‘exit tax’ aan. Het betalingsbewijs moet ik aan zijn collega afgeven (lees “wordt mij uit handen gerukt”) en we worden “vriendelijk” het land uitgewuifd. De Georgische collega’s neuzen even nieuwsgierig in ons huisje en met een knipoog raken we opnieuw het land binnen. Hopelijk lukt straks ook alles even vlot en snel aan de Azerische grens.
Who could have thought that the road to one of the country’s three border crossings would end in a bumpy dirt road. The last 15 kms to the border (and those passed it as well) are again a real testing for our 4-wheeldrive. And when we think we’ll wake up from a sick joke we arrive at a small border crossing in the mountains. Before we can leave Armenia, an ‘exhausted, over-chatty’ customs officer bills us another 9.500 dram (approx.. 20 euro) ‘exit tax’. I need to give the payment receipt to his colleague (i.e. it gets torn out of my hands) and they wave us goodbye ‘friendly’. The Georgian colleagues quickly nose around in our little home and wink us into their country (again). Let’s hope everything runs as smoothly and fast at the Azeri border later today.

Naar de grens / To the border

Naar de grens / To the border

Zwarte Zee, deel 2 – Georgië / Black Sea, part 2 – Georgia

ZWARTE ZEE, deel 2 – GEORGIË / BLACK SEA; part 2 – GEORGIA

Na Gerze rijden we verder langs de kust van de Zwarte Zee. Voorbij Samsun, de grootste haven aan de Zwarte Zee, wordt de weg breder en kronkelt ze minder. Dat maakt het rijden zelf wat aangenamer en sneller, maar de charmante kustweg en kronkelende bergweg hadden toch dat ietsje meer.
We houden kort halt in Ünye, waar we tevergeefs hopen familie van Sinterklaas te ontmoeten. Naar men zegt werd de goedheilige man hier geboren. We overnachten aan de poorten van de ruïnes van het kasteel van Ünye net buiten de stad. ’s Morgens kunnen we die in alle rust verkennen. Vermoedelijk komen hier maar weinig andere toeristen.
Even landinwaarts, langs vijgenbomen en hazelaars, worden we ’s anderendaags ‘overspoeld’ door toeristen, zelfs niet-Turkse. Bij Sumela bezoeken we de ruïnes van een Grieks-orthodox klooster, dat tegen een rotswand is gebouwd. Jammer genoeg heeft de mist het vandaag voor het zeggen en van de mooie uitzichten getuigen enkel de prentkaartjes in de souvenirshop. De lokatie van het klooster is indrukwekkend en de vele fresco’s geven de gebouwen (of de restanten ervan) nog een extra toets. Vele ervan zijn helaas beschadigd, door verveelde soldaten en schapenhoeders enerzijds die de gezichten van de heiligen (vooral de ogen) wegkrasten en anderzijds door verliefde vandalen die overal hun namen vereeuwigen.

After Gerze we continue along the Black Sea coast. Passed Samsun, the biggest port at the Black Sea, the road gets wider and less winding. This makes the driving as such easier and faster, but the charming coastal road and winding mountain roads do have that extra.
We make a short stop-over at Ünye, where we hope to meet family of Santaclaus (Sinterklaas), in vain. The holy man is said to be born in this city. We spend the night at the gates of Ünye castle just outside the city, which we explore the next morning. Probably not many tourist visit this place.
Just inland, passed fig and hazelnut trees, we’re “overrun” with tourists. At Sumela we visit the ruins of a Greek orthodox monastery, which is built on a rock face. Unfortunately, fog is calling the shots today and the only witnesses of the splendid views are the postcards in the souvenir shop. The monastery’s location is impressive and the many frescoes give the buildings (or what’s left of them) an extra touch. Many of them have been damaged, by bored soldiers and shepherd, scratching the faces of the saints (especially the eyes) on the one hand, and vandals in love, immortalizing their names, on the other hand.

Sumela

Daarna gaat het richting Trabzon. Relikwieën van Jean-Marie Pfaff of Urbain Braems vinden we niet, maar wel een tjokvolle stad op zondagmiddag. In de verkeersvrije winkelstraat lopen we schouder aan schouder met honderden Turken. In de lokale bazaar is het dan weer aangenaam rustig. Ook in deze grote stad worden we even vriendelijk onthaald als in de rest van de kuststreek.

Then we head to Trabzon. We don’t find any relics of Jean-Marie Pfaff (once world’s number 1 goalkeeper) nor Urbain Braems (coach), two Belgians who earned a nice living at Trabzonspor. We do find a city crammed with people on a Sunday afternoon. In the pedestrian shopping street we walk shoulder to shoulder with hundreds of Turks. In the local bazar, however, it’s nicely quiet. Even in this big city we are welcomed as friendly as in the rest of the coastal area.

Trabzon

Ten oosten van Trabzon komen we in de theestreek rond Rize terecht. Elk vrij stukje land wordt benut om thee te planten. Wij voelen onze kuiten kriebelen en trekken naar het Kaçkargebergte. Vanuit Ayder hobbelen we de bergen in. Vanop 1.600 meter trekken we te voet verder tot 2.300 meter tot het wandelpad plotseling stopt. We twijfelen om de berg toch over te steken, maar keren uiteindelijk toch op onze stappen terug. Bij een kopje thee laten we ons wijsmaken dat de weg naar het bergdorpje Kavrun verderop er goed bij ligt. En waarschijnlijk is dat ook zo naar “Kaçkarnormen”. Wij zijn heel blij dat onze jeep zich in zijn nopjes voelt tussen de putten en bulten en overstromende beekjes en watervallen. 6 km verder en een half uurtje later komen we aan in Kavrun, op 2.400 meter hoogte. Voor de volgende dag plannen we een wandeling naar de hoogste berg van de streek, Mount Kaçkar. Maar Yalçin van het plaatselijke “café-restaurant” laat ons weten dat er sneeuw in de lucht hangt. En inderdaad, bij het ontwaken ligt een wit tapijt op en rond onze wagen. En in de rivier is een bulldozer in de weer om de stroom vrij te maken. Alle mannen uit het dorp staan op de houten brug en geven aanwijzingen en bespreken de beste oplossing. Maar ook wij vormen een attractie in de sneeuw. Bovengenoemde Yalçin blijkt amateurreporter te zijn en ’s avonds komt de eerste sneeuw in Kavrun in het nieuws. En wie verschijnt in het “7 uur journaal” op TRT 1 (Turkse nationale tv)? Inderdaad onze ondergesneeuwde “truck” :-).

East of Trabzon we arrive in the tea region around Rize. Every patch of free land is being used to plant tea. We head for the Kaçkar mountains as we feel our legs itch. From Ayder we bump into the mountains. At 1,600 m height we continue on foot up to 2,300 m until the track suddenly stops. We hesitate to cross the mountain anyway, but eventually we change our minds and return to the car. Over a cup of tea we are made to believe that the road to the mountain village of Kavrun is good, and it probably is as for “Kaçkar standards”. We’re quite happy that our jeep feels like a fish in water jumping over bumps and holes, and flooding creeks and waterfalls. 6 km further uphill and half an hour later we arrive at Kavrun, at 2,400 m. For the next day we plan a hike to the highest mountain in the region, Mount Kaçkar. However, according to Yalçin from the local café/restaurant there’s snow in the air. And indeed, the next day we wake up, our car and the surroundings covered in snow. In the river a bulldozer is freeing the stream. All men from the village are standing on the wooden bridge, giving instructions and discussing the best solution. But we as well draw attention. Yalçin (see above) turns out to be amateur reporter and in the evening the first snow at Kavrun is in the news. And who makes an appearance in the 7 o’clock news on TRT 1 (Turkish national tv)? Indeed, our snow-covered “truck” :-).

Kavrun (Kaçkar mountains) Eerste sneeuw in Kavrun / First snow in Kavrun

Van de trip naar Mount Kaçkar zien we af wegens te gevaarlijk, maar we trekken wel de sneeuw in op zoek naar bergmeren, die we wegens de opkomende mist niet bereiken. De hobbelrit naar Kavrun levert ook de eerste schade op. Onze dakdrager blijkt niet stevig genoeg voor de zware banden en is voor een stuk losgerukt. Maar geen paniek, een jeugdvriend van Yalçin, herstelt auto’s en is half-smid. En terwijl Mustafa onze woonplaats herstelt, stappen wij tot bij Zil Kale, een mooi gerestaureerde kasteelruïne in de bergen, waar we ’s middags in alle rust kunnen picknicken met prachtig zicht op de omringende bergen. We krijgen met een knipoog 10 jaar garantie op het geleverde werk en als afscheid speelt Mustafa nog een deuntje op zijn Turkse doedelzak. Een mooie streep onder ons eerste deel Turkije. Vanuit Camlihemsin gaat het richting Georgië.

We cancel our hike to Mount Kaçkar because of being too dangerous, but we go for the snow anyway heading for mountain lakes, which we don’t reach as the rising fog. The bumpy ride to Kavrun results in first damage. Our roofrack doesn’t seem strong enough for the heavy tires and has been partly torn loose. No panic, though, an old friend of Yalçin, repairs cars and is partly blacksmith. And while Mustafa is repairing our home, we hike to Zil Kale, a beautifully restored castle ruine in the mountains, where we quietly picnic at noon with a magnificent view on the surrounding mountains. With a wink we get 10 years guarantee for the work and Mustafa plays a song goodbye on his Turkish bagpipes. A nice end to our first part of Turkey. In Camlihemsin it’s “goodbye Turkey, hello Georgia”!

Georgische grens (eigen alfabet) / Georgian border (own alphabet)

Op zaterdagmorgen (27 september) steken we vlot de Georgische grens over. Het eerste wat opvalt is het schrift. Georgië heeft een eigen “onleesbaar” alfabet. Gelukkkig worden alle plaatsnamen ook in het ‘Latijn’ geschreven. We worden ook onmiddellijk geconfronteerd met de roekeloze rijstijl van de Georgiërs. Het is elk voor zich. Ze halen op de meest onmogelijke plaatsen in, voor en in bochten, … Maar je went eraan en vooral, je mag je er niet druk over maken. Diesel is pakken goedkoper dan in Turkije. We komen aan in het kuststadje/beach resort Batumi, waar we halfonverwacht op An-Sofie en Joachim stuiten. Zij zijn ook voor een jaar onderweg en we hadden afgesproken elkaar in Georgië te treffen in oktober. Toevallig krijgen we die zaterdag een berichtje dat zij in Batumi zijn. En wij dus ook. We parkeren onze huisjes voor een paar dagen naast het Sheratonhotel (gratis wi-fi ;-))en kunnen op verkenning. Batumi is een heel vreemde stad. Aan de ene kant worden in het ‘kustgedeelte’ tegen een hels tempo futurische gebouwen neergepoot (die vaak leegblijven staan) langs een kilometerslange strandboulevard, waar je ’s avonds kunt genieten van de ‘dansende fonteinen’, maar loop je even weg van alle luxe kom je terecht in steegjes met vervallen (sovjet-)appartementen. Toch blijven we hier enkele dagen kamperen om wat orde op zaken te stellen. De 10 jaar garantie van Mustafa houdt welgeteld 1 fikse regenbui stand :-(. Na een zoektocht waarbij een mondje Russisch handig zou zijn geweest – tekeningen helpen ook 🙂 – vinden we het product waarmee we hopen ons dak weer waterdicht te maken.

On Saturday morning (27 September) we smoothly cross the Georgian border. The first thing that strikes us is the writing. Georgia has its own “unreadable” alphabet. Luckily all place-names are also writtenin ‘Latin’. Immediately we are faced with the reckless driving style of the Georgians. It’s everyone for himself. They overtake at the most impossible spots, before and in curves… But you get used to it and especially, you shouldn’t get nervous over it. Diesel is much cheaper than in Turkey. We arrive in the coast town/beach resort of Batumi, where we half-unexpectedly bounce into An-Sofie en Joachim. They are also travelling for one year and we had planned to catch up in Georgia in October. Coincidentally, that Saturday, we receive a text message that they are in Batumi already. And so are we. We park our houmes next to the Sheraton hotel for a few days (free wi-fi 😉 ) and are ready to explore the city. Batumi is a weird town. On the one hand futurisc buildings are constructed at a high-speed pace (these often stay empty, though) in the coastal part near the beach boulevard, where you can enjoy the ‘dancing fountains’ in the evening. But if you walk away of all luxury you end up in small alleys with dilapidated (sovjet) appartments. We stay at Batumi for a few days, though, to get some things straight. Mustafa’s 10 years guarantee exactly lasts 1 rainshower :-(. After a search, during which some knowledge of Russian would have come in handy – drawings do the trick as well 🙂 – we find the product with which we hope to fix our roof and make it waterproof again.

Santé! / Cheers!

Batumi

Dansende fonteinen Batumi / Dancing fountains Batumi

Bij een paar glaasjes lokaal bier wordt de verdere gezamenlijke reisroute door Georgië besproken en nadat we onze voorraad hebben ingeslagen op de plaatselijke versmarkt (hallen vol fruit, groenten, kruiden, vlees, kaas, … (frigo’s zijn niet nodig 😉 ) gaan we op zoek naar de warmwaterbronnen van Thaishi, volgens de Lonely Planet een toeristische attractie, maar zoals zo vaak zijn er geen wegwijzers en zelfs de lokale mensen kennen het bestaan er niet echt van. ’s Avonds lukt het ons dan toch om het buisje met warm water te vinden. Het levert Lies en Joachim moddervoeten op na een wandelinkje door een zompige wei. Het is intussen pikdonker en berekoud en we besluiten ’s anderdaags toch van het warme water te profiteren om te douchen. Maar dat is buiten de plaatselijke politie gerekend. Eerst komt een patrouille ons vragen waar we vandaan komen. Even later komen 2 agenten in een anonieme wagen ons vertellen dat we er niet mogen overnachten. ’t Is te zeggen, we krijgen de vrouw van de ene agent aan de lijn die wat Engels kan en ons zegt dat het er niet veilig is en we de agenten moeten volgen naar het nabijgelegen stadje Zugdidi. Het lijkt ons een wat vreemd verhaal, maar we volgen… tot bij het politiekantoor in Zugdidi, waar we ons mogen parkeren. Zugdidi ligt bij de grens met Abchazië, een regio in het noord-westen van Georgië dat met Russische steun onafhankelijkheid heeft uitgeroepen, waarbij vele doden vielen bij conflicten. Enkel Venezuela, Nicaragua en Nauru hebben naast Rusland de onafhankelijkheid erkend.

Over a few glasses of local beer we discuss the jointly travel route and after we have run our errands at the local food market (halls crammed with fruit, vegetables, spices, meat, cheese, … (no fridges needed 😉 ) we try and find the hot springs of Thaishi, which are a tourist attraction according to Lonely Planet, but as often there are no road signs and even the local people do not really know of their existence. In the evening we succeed in finding a tube with some warm water. Lies and Joachim end up with muddy feet after a short walk through a boggy meadow to reach the “hot springs”. Meanwhile, it’s pitch-dark and freezing cold, so we decide to take advantage of the hot water to take a shower the next day. However, that’s without taking the local police into account. First a patrol passes by and asks us where we come from. A bit later two police officers in an anonymous car stop to tell us that we cannot spend the night at that spot. That is, the wife of one of the officers, who speaks a little English, tells us over the phone that it’s not safe there and we have to follow the police officers to the nearby town of Zugdidi. It all sounds quite strange to us, but we follow them… to the police station of Zugdidi, where we can park and spend the night. Zugdidi is near the border with Abkhazia, a region in the north-west of Georgia that declared itself independent, backed by the Russians. Next to Russia, so far only Venezuala, Nicaragua and Nauru have recognized Abkhazia’s independence.

Na een veilige nacht onder bewaking van de grenspolitie trekken we opnieuw de bergen in, naar Mestia; een formidabele rit door de kloof, waarbij de weg op sommige plaatsen moet worden vrijgemaakt van modder en stenen. Het weer laat ons al wat vaker in de steek en als Lies, Joachim en An-Sofie de regen trotseren om tot bij een gletsjer te stappen, geniet ik van een droge rustdag. De wandeling blijkt meer dan de moeite waard, doornat en begeleid door 7 honden bereiken ze de Georgische grenswacht op de berg, waar ze een kopje thee worden aangeboden Nog nooit zoveel politie, militairen en wachters samen gezien als in Geörgie.

After a safe night under border police protection we head for the mountains, to Mestia; an wonderful drive through the gorge, the road of which sometimes needs to be freed from mud and debris. The weather is starting to let us down and when Lies, Joachim and An-Sofie face the rain and head for the glacier, I enjoy a dry day off. The hike is worth the effort, though, soaked to the skin and accompanied by 7 dogs they reach the Georgian border patrol, where they are offered a cup of tea. Never have we seen as much police, military and guards as in Georgia.

Gletsjer bij Mestia / Glacier at Mestia

Even de weg vrijmaken / Clearing the road

Na Mestia sturen we onze huisjes naar het centrum van Georgië. We zien uit naar ’t warme water van ’t sanatorium van Tskaltubo…en belanden in een post-sovjet-dorp met dito gebouwen. De massage en ’t halfwarme bad doen deugd in vergane glorie.

After Mestia we wheel our homes to the center of Georgia. We are looking forward to the hot water of the Tskaltubo sanatorium… and end up in a post-sovjet village and dito buildings. The massage and half-warm bath do the bodies some good. Even if glory has faded here.

Thermen @ Tskatltubo / Spa @ Tskatltubo

Thermen @ Tskatltubo / Spa @ Tskatltubo

In Kutaisi vinden we makkelijk een slaapplaats op het centrale plein in de stad. Het land ligt bezaaid met oude kloosterruïnes, kerken en kathedralen. Ook hier bezoeken we de plaatselijke glorie, een goed bewaarde ruïne in Gelati. Op zondag is een orthodoxe dienst aan de gang als we de kathedraal binnenstappen. In een prachtig gewaad en met goud bezette kroon prevelt de priester onze zegen. Motsameta is een klein kloostertje met zicht op de kloof.

At Kutaisi we easily find a sleeping spot on the city’s main square. The country is covered with old monastery ruins, churches and cathedrals. Here as well, we visit the local pride, a well-kept ruin at Gelati. On Sunday there’s an orthodox service in the cathedral, which we attend partially while visiting. The priest gives us his blessing dressed in a beautiful vestment and a golden crown. Nearby Montsameta is proud of its little monastery with gorge view.

Gelati

Wie foto’s en standbeelden van Stalin wil zien, moet zeker het Stalinmuseum in zijn geboortestad Gori eens bezoeken. Honderden foto’s en prularia brengen een ode aan de man. Geen woord over de vele duizenden die hij de dood in joeg. We laten dit grijze stadje snel achter ons en karren naar Uplistsikhe, waar we de nacht doorbrengen op de parking van een historische site. De bewaker laat ons weten dat het geen probleem is om er te staan en dat hij wel een oogje in het zeil houdt. We gaan dus opnieuw een rustige nacht tegemoet.In de rotsen werd hier een hele stad uitgehouwen en die bleef eeuwenlang een centrum van religie en cultuur, tot de Mongolen er langskwamen…

If you’d like to see pictures and statues of Stalin, you definitely have to visit the Stalin museum in his hometown Gori. Hundreds of pictures and knickknacks pay tribute to the man. No word is said about the thousands of people he put to death. We quickly leave this gloomy town behind and drive to Uplistsikhe, where we head into the night on the parking lot of a historical site. The security guard lets us know that it’s no problem to stay there and that he’ll watch out for us. Again we’re certain of a safe night. A whole city was carved out of the rocks here and remained a center of religion and culture, until the Mongols passed by…

Stalin museum Gori

Uplistsikhe

Na een korte tussenstop in de hoofdstad Tbilisi is het tijd om wijn te gaan proeven in de wijnstreek Khaketi. We stippelen onze route uit en gaan op weg. Is het begin van de rit nog aangenaam genieten van de zon; de hoofdweg tussen Tianeti en Telavi, die ons tot bij de wijn moet brengen, blijkt plots niet meer te zijn dan een grind-/aardeweg in de bergen. Onze Nissan heeft er weinig problemen mee, maar de Mercedes Sprinter van Joachim en An-Sofie wordt bijna uit elkaar geschud. Samen uit, samen thuis en we keren op onze schreden terug, nadat we eerst de plaatselijke herders met honderden schapen, geiten en koeien de revue zagen passeren. We hotsen 30 km naar Ananuri en genieten ’s anderendaags van een rust-/wasdag bij de toeristische kerkruïnes. Ananuri ligt op de “Military Highway”, een ‘toeristische’ route van Tbilisi richting Rusland. Onze geplande BBQ valt jammer genoeg in het water wegens geen vlees en geen slager in de nabijgelegen grauwe dorpjes.

After a short stop-over in the capital Tbilisi it’s time to go and taste wine in the wine region of Khaketi. We plan our itinerary and hit the road. In the beginning of the drive we can stil enjoy the sun, however, the main road between Tianeti and Telavi, leading us to the wine, suddenly turns out to be nothing more than a gravel and dirt road in the mountains. Our Nissan is OK with this, but Joachim and An-Sofie’s Mercedes Sprinter is almost rocked apart. “Together we stand”, so we turn back. And after we let pass the local sheppard with hundreds of sheep, goats and cows, we bump towards Ananuri and the next day we end up doing the laundry at the touristic church ruins. Ananuri is on the “Military Highway”, a touristic drive from Tbilisi to Russia. Our planned BBQ comes to nothing, due to no meat and no butcher in the nearby villages.

Onderweg / On the road

Ananuri (Military Highway)

Om ons Georgische deel van de reis te besluiten willen we nog naar het klooster van Davit Gareja op de Georgisch-Azerische grens. Het klooster ligt in nogal onherbergzaam gebied met slechte wegen, dus nemen we maar een taxi en dat blijkt al gauw een avontuur op zich. De wegen zijn nog slechter dan gedacht, maar daar lijkt onze taxichauffeur zich weinig van aan te trekken. Hij stuurt zijn oude Opel Vectra (afkomstig uit Nederland) over de stenen, putten, greppels en scheurt de bergen in. Hij vindt niet onmiddellijk de weg en we prevelen wat schietgebedjes, maar uiteindelijk brengt hij ‘veilig’ naar onze bestemming. Na een wandeling in en om het klooster en een praatje met twee militaire grensbewakers op weg van de grotten, racen we voorbij een Georgisch en Amerikaans militair kamp richting Rustavi, waar we uiteindelijk heelhuids aankomen.

To end the Georgian part of our trip we want to head for the Davit Gareja monastery in the mountains on the Georgian-Azeri border. Het monastery lies in a quite inhospitable area with bard roads, so we take a taxi and soon, this turns out to be an adventure in itself. The roads are even worse than expected, but that does not seem to bother our taxi driver. He steers his old Opel Vectra (originating from Holland) over the rocks, putholes, gullies and races into the mountains. He doesn’t find his way straightaway and we murmur prayers. Eventually, he brings us ‘safely’ at our destination. After a walk in and around the monastery and a talk with two military border guards near the caves, we speed passed by a Georgian and American military camp to Rustavi, where we finally arrive, still in one piece.

Davit Gareja

Opvallend hoeveel oude Duitse en Nederlandse auto’s en bestelwagens nog rondrijden in Georgië. De belettering wordt zelfs niet verwijderd. “Poetsbedrijf X” of “Malerbetrieb Y” hebben nog een centje kunnen verdienen aan een wagen die bij ons niet meer door de keuring raakt. Zelfs de groendienst van de gemeente Mortsel heeft hier nog een bestelwagen van de hand kunnen doen. De hoofdwegen zijn meestal nog goed, maar zijwegen zijn altijd een verrassing. Op de wegenkaart mag je niet vertrouwen. De ene keer is een secundaire weg “te doen”, een andere keer is ‘t hotsen en botsen. In schril contrast met de fantastische natuur staan de grijze, troosteloze dorpen met ruïnes van huizen en fabrieken. En vaak moeten we onderweg in de remmen voor koeien, varkens, schapen en geiten die hier overal vrij rondlopen.

It’s striking how many old German and Dutch cars and vans are still around in Georgia. The people don’t even bother to remove the lettering. “Poetsbedrijf X” or “Malerbetrie Y” earned some money from a car that doesn’t pass the yearly motor vehicle inspection in our countries anymore. Even a van of the Belgian municipality of Mortsel got a new life over here. The main roads are mostly ok, but the secondary roads are constant suprises. You can’t trust your road maps. Once a secondary road turns out to be quite OK, the next time it’s one big bump. Strongly contrasting with the magnificent nature are the grey, gloomy villages with ruins of houses and factories. And often we have to brake for cows, pigs, sheep and goats strolling freely along the road.

Grensbewaking / Border control

En nu richting Armenië.
And now off to Armenia.

PS: Meer foto’s vind je binnenkort onder “Foto’s” 😉
PS: More pictures are to be found under “Foto’s”, soon 😉

Zwarte Zee / Black Sea

ZWARTE ZEE / BLACK SEA

De Zwarte Zee is duidelijk nog niet ontdekt door de Hollanders, Duitsers en Engelsen. Op een enkeling na, komen we geen “andere” toeristen tegen. Deze kust wordt vooral door Turkse toeristen bezocht. En groot gelijk hebben ze, want het is hier prachtig. Ik zou hier nog een aantal andere superlatieven voor de schoonheid en ongereptheid, kunnen gebruiken, maar schrijf gewoon “Prachtig” met hoofdletter.
The Black Sea has clearly not been discovered by the Dutch, Germans or English. Apart from a lost soul, we haven’t met any “other” tourists. This coast is mainly visited by Turkish tourists. And right they are, because it’s beautiful up here. I could use many other superlatives for beauty and unspoilt nature, but just write “Beautiful” with a capital.

Onze bedoeling is de hele Turkse kust van de Zwarte Zee af te rijden tot in Georgië. Het landschap hier doet denken aan het noorden en westen van Nieuw-Zeeland. Beboste bergen storten zich roekeloos in zee. De kustweg slingert zich langs de bergflanken en vanuit de hoogte vind je tussen de rotsen af en toe een klein kiezelstrandje. De kleine steden aan de kust bereiden zich op een grote toeristische toekomst voor; wegen en strandboulevards worden volop aangelegd, hotels en appartementen staan in de steigers, … en in de bergdorpjes sluimert het leven verder. In elk dorp (soms maar 3 huizen) is er wel altijd een winkeltje/cafeetje, waar op elk uur van de dag wel mannen de dingens des levens bespreken bij een kopje thee.
Our objective is to travel along the Turkish Black Sea coast to Georgia. The landscape reminds us of North- and West-New-Zealand. Forested mountains drop dramatically into the sea. The coastal road winds along the mountain sides and from above you sometimes find small pebbled beaches between the cliffs. The small coastal towns are getting fully prepared for quite a tourist future; roads and beach boulevards are under construction, hotels and apartments are being built by the dozen, … and in the mountain villages live slumbers away. Each village (even if there are only 3 houses) has its (small) shop/café, where men are discussing everyday life over a cup of tea every hour of the day.

Campings zijn echter nog een rariteit in deze streek. Elke avond is het dus wat zoeken naar een geschikte slaapplaats, maar dat is tot nog toe geen probleem; ofwel aan het strand, of net buiten of in de stad, of ergens te velde; of zoals gisteren aan de ingang van de ruïnes van het kasteel van Ünye. Niemand kijkt vreemd op als je ’s morgens welgemuts uit de unit springt. Ze kijken veeleer erg verbaasd naar ons karretje. Mochten we geld krijgen voor elke mond die van verwondering is opengevallen en voor elke foto die is genomen, dan was onze reis al terugbetaald :-).
Camping grounds are rare in this area. So each night we have to look for a suitable place to sleep, but up until now, that hasn’t been a problem; either at the beach, or just outside or in town, or somewhere in the field or as last night at the entrance of the ruins of Ünye castle. Nobody looks strangely at you when you joyfully jump out of the unit. They’re rather amazed at our small car. Should we get money for every stare of amazement of for each picture taken, our trip would already been paid for 🙂.

Na onze eerste nacht aan de zee trekken we even landinwaarts voor een eerste cultureel-toeristische uitstap naar Safranbolu. De oude binnenstad met huizen in Ottomaanse stijl werd enkele jaren geleden als Unesco werelderfgoed erkend. Het is aangenaam vertoeven in de smalle kiezelstraatjes van de bazaars. In tegenstelling tot wat we verwachten (van wat je altijd hoort van de toeristische zuidkust), worden we hier helemaal niet aangeklampt door verkopers. We worden heel vriendelijk begroet, maar verder met rust gelaten als we niets willen kopen.
After our first night at the beach we head inland for our first cultural tourist excursion to Safranbolu. The old town with its houses in Ottoman style was recognized by Unesco as world heritage a few years ago. It’s a pleasant walk through the small cobbled streets of the bazars. Contrary to what we expect (from what you hear about the tourist south coast), we are not constantly approached by sellers. We’re greeted very friendly, but not bothered if we do not want to buy anything.

Safranbolu

Safranbolu

Safranbolu bazar

Safranbolu bazar

We ontwaken op de heuvel met zicht op de stad en willen weer naar zee. Onderweg stoppen we bij een van de vele kraampjes die je overal tegenkomt in het binnenland. Hasim verkoopt wat groenten en fruit, maar vooral maïs. De maïskolven worden gekookt, rijkelijk met zout bestrooid en ter plaatse geconsumeerd. Na onze “inkopen” worden we een kopje thee aangeboden. We begrijpen geen snars van wat de man ons allemaal vertelt, maar kunnen toch afleiden dat we ’s avonds mogen terugkomen als we dat willen. Hij zal voor ons koken en we kunnen er blijven overnachten. We trekken echter verder richting kust, naar Amasra.
We wake up on the hill with a view on town and are longing for the sea again. Along the way we make a stopover at one of the many booths you come across inland. Hasim is selling some vegetables and fruit, but especially maize. The ears are cooked, heavily sprinkled with salt and eaten at the spot. After we’ve bought our “groceries” we are offered a cup of tea. We don’t understand a word of what the man is saying, but we can gather that we can return in the evening if we want to. He’ll make us dinner and we can spend the night. However, we keep heading for the coast, to Amasra.

Hasim en zijn maïs / Hasim and his maize

Hasim en zijn maïs / Hasim and his maize

Amasra

Amasra

Wij rijden verder oostwaarts langs de kust en parkeren de auto 2 dagen op het kiezelstrand in Cide.
We head further east along the coast and park our car at the pebbled beach of Cide for 2 days.
"Camping Cide Beach"

Na de vele kilometers in de wagen, intussen meer dan 4.000, doet het deugd om bij Erfelek de benen eens te strekken en de watervallen te bezoeken. Dit wordt bestempeld als een toeristische uitstap. We nemen aan de ingang een oudere man mee en begrijpen geen woord van wat hij bedoelt. Hij leidt ons tot bij de 1e waterval. Daarrna stappen en klauteren (neem dit maar letterlijk) we over de rotsen langs en tussen de 28 watervallen (de een al ietsje groter dan de andere) tot bij de bron van de stroom.
After many kilometers in the car, meanwhile over 4,000, we’re pleased to stretch our legs at Erfelek, where we visit the waterfalls. This place is tagged as a tourist trip. At the entrance we pick up an old man and (again) we don’t understand a word he’s saying. He takes us to the first waterfall. Afterwards we walk and climb (you can take this literally) over the rocks along and among the 28 waterfalls (one being bigger than the other) to the source of the stream.

Watervallen / Waterfalls @ Erfelek

Watervallen / Waterfalls @ Erfelek

Bij Sinop, een versterkte havenstad, vinden we de camping niet terug die in onze reisgids staat vermeld en dus gaan we maar op zoek naar een andere oplossing verder naar het oosten. In Gerze, een historisch vissersstadje, willen we eerst nog even op zoek naar een batterij voor de voltmeter. In het centrum spreek ik een man van een elektrozaak aan. Of doe toch een poging, want Engels of Duits begrijpt hier niemand en mijn Turks gaat niet verder dan een pitta met alle groentjes bestellen. De man heeft geen batterijen, maar roept er zijn buurman bij. We begrijpen elkaar nog steeds niet, maar ik moet hem volgen. Aan de andere kant van het plein roept plots een man vanop de tweede verdieping. Waarschijnlijk was het omwille van onze auto opgevallen dat we toeristen zijn. Fatih spreekt zowaar Duits! Ik leg hem uit waar ik naar op zoek ben en hij geeft instructies aan de “buurman”. Die neemt me mee naar een uurwerkwinkel even verderop, waar ik een nieuwe batterij koop. Bij het buitenkomen staat Fatih met Lies mij op te wachten. Hij was komen kijken of alles OK was. Hij toont ons een mooi slaapplaatsje aan de haven en laat ons zijn gsm-nummer na, mochten we nog iets nodig hebben. We kunnen hem zelfs in het Zwitsers-Duits bedanken. Hij heeft nog in Bazel gewoond en zijn zoon woont in Sankt-Gallen. We waren vroeger dus bijna buren.
At Sinop, a fortified harbour town, we don’t find the camping ground mentioned in our travel guide, so we have to look for another solution further east. In Gerze, a historic fishing town, we first want to buy a battery for the voltmeter. In the city centre I address the keeper of an electronic appliances shop. Or at least I’m trying to, because nobody understands English or German here, and my Turkish is limited to ordering kebab. The man doesn’t have batteries, but he calls for his neighbour. We still don’t understand each other, but I have to follow him. On the other side of the square suddenly a man leans out of a second floor window and asks what’s going on. Probably he has noticed by the look of our car that we are tourists. Fatih actually speaks German! I explain what I’m looking for and he instructs the “neighbour” to take me to a watch shop further down the street, where I can buy a new battery. When coming out of the shop, Fatih is waiting for me together with Lies. He wanted to be sure everything’s alright. He shows us a nice sleeping spot at the harbour and leaves us his phone number in case we need any further help. We can even thank him in Swiss German. He used to live in Basel and his son still lives in Sankt-Gallen. We used to be practically neighbours.

Gerze

Gerze

Het is opvallend hoe vriendelijk en hartelijk de mensen hier zijn! Overal waar we komen worden we heel goed onthaald, probeert men ons te helpen, worden we koekjes, noten of thee aangeboden, … Ook al begrijpen we elkaar niet altijd, een oprechte lach en een gemeende handdruk geven ons hier een goed gevoel!
It’s amazing how friendly and warm-hearted people are here! Everywhere we arrive, we are welcomed warmly, people try to help us, we are offered cookies, nuts or tea, … Even if we don’t understand one another, a true smile and a sincere handshake give us a good feeling here!

Güle Güle!